ECLI:NL:TADRARL:2022:41 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-928/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-01-2022 |
Datum publicatie: | 06-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-928/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over (voormalige) eigen advocaat kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 24 januari 2022
in de zaak 21-928/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 18 november 2021 met kenmerk 2021KNN094/1490108, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 3 december 2021.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Tot 1 oktober 2019 was verweerster als advocaat werkzaam en in (loon-)dienst van
het kantoor S Advocaten te G.
1.2 Tijdens dit dienstverband heeft verweerster de belangen van klager behartigd op
basis van twee toevoegingen.
1.3 Bij e-mail van 23 september 2019 heeft verweerster klager bericht dat zij stopt
met haar werk als advocaat en klager niet meer kan bijstaan. Voorts heeft zij klager
meegedeeld dat haar zaken worden overgenomen door haar collega, mr. F.M. M, maar dat
het klager ook vrijstaat een andere advocaat te zoeken.
1.4 Verweerster heeft per 1 oktober 2019 ontslag genomen bij S Advocaten en heeft
zich ook per 1 oktober 2019 laten uitschrijven als advocaat. Een bevestiging van die
uitschrijving van de Nederlandse Orde van Advocaten bevindt zich in het dossier. Ook
haar inschrijving bij de Raad voor Rechtsbijstand is per die datum geëindigd.
1.5 Verweerster is in oktober 2019 als jurist in dienst getreden bij Y Advocaten te
G. Op 29 november 2019 is zij weer als advocaat beëdigd.
1.6 Bij e-mail van 2 oktober 2019 heeft mr. M klager bericht dat hij klagers zaak/zaken
niet in behandeling kan nemen omdat zijn portefeuille vol zit. Daarom heeft hij klager
geadviseerd om een andere advocaat te zoeken.
1.7 Op 20 juli 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft hem in strijd met de waarheid gemeld dat zij per 1 oktober 2019
zou stoppen als advocaat. Zij is per 1 oktober 2019 als advocaat gaan werken bij Y
advocaten.
b) Ten onrechte heeft er een mutatie van de toevoegingen plaatsgevonden. De toevoegingen
zijn op naam van mr. M gesteld die de toevoegingen ook heeft gedeclareerd. Klager
heeft hierdoor schade geleden.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd.
3.2 Verweerster heeft zich wel degelijk als advocaat laten uitschrijven per 1 oktober
2019. Zij heeft dit klager naar waarheid bericht. Als gevolg van haar schrapping als
advocaat is zij ook uitgeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand. In de loop van
oktober 2019 is verweerster als jurist gaan werken bij Y Advocaten. Later is zij opnieuw
beëdigd als advocaat. Zij is niet direct opnieuw ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand.
3.3 De zaken die verweerster bij S Advocaten in behandeling had, zijn eigendom van
het kantoor. Afgesproken was dat mr. M de zaken van klager zou overnemen. De toevoegingen
zijn conform deze afspraak gemuteerd en op naam van mr. M gezet. Verweerster is niet
verantwoordelijk voor het handelen van mr. M c.q. voor de vraag of mr. M al dan niet
terecht de toevoegingsvergoeding heeft gekregen.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter stelt vast dat verweerster per 1 oktober 2019 is uitgeschreven van
het landelijk advocatentableau. Dit blijkt uit de schriftelijke bevestiging van de
Orde van Advocaten en wordt bevestigd door de deken. De mededeling van verweerster
aan klager dat zij per 1 oktober 2019 stopt als advocaat is derhalve niet in strijd
met de waarheid. Het feit dat verweerster later opnieuw als advocaat is beëdigd maakt
dat niet anders. Verweerster heeft dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Dat leidt er toe dat de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zal verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.2 S advocaten was eigenaar van de zaken die werden behandeld door verweerster. De
uitschrijving van verweerster had tot gevolg dat zij de zaken van klager als toegevoegde
advocaat niet meer kon doen. Er was afgesproken dat haar toenmalige kantoorgenoot
mr. M de zaken en toevoegingen zou overnemen. Mr. M heeft klager op 2 oktober 2019
echter bericht dat hij de zaken niet in behandeling kon nemen omdat zijn portefeuille
vol zat. Klager klaagt over deze gang van zaken. De voorzitter constateert dat dit
het handelen van mr. M dan wel het voormalig advocatenkantoor van verweerster betreft.
Verweerster werkte daar in de periode niet meer en niet is gebleken dat verweerster
bemoeienis heeft gehad met dit beweerdelijk klachtwaardig handelen. Er valt daarom
niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft.
Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 24 januari 2022