ECLI:NL:TADRARL:2022:405 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-773/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:405 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-11-2022 |
Datum publicatie: | 16-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-773/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Verweerder hoefde niet te begrijpen dat klager, na de inhoudelijke reactie op de klachten verweerder op de klachten, dat klager die klachten ook nog door de klachtenfunctionaris behandeld wilde hebben. Het stond verweerder vrij om na kennisname van de klachten over zijn functioneren de zaken van klager neer te leggen wegens een daardoor in de optiek van verweerder ontstane vertrouwensbreuk. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 28 november 2022
in de zaak 22-773/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: de heer [R]
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 29 september 2022 met kenmerk Z 1403093/MK/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft verschillende opdrachten aan (het kantoor van) verweerder gegeven.
1.2 Per e-mail van 29 april 2021 om 12.55 uur heeft klager aan verweerder informatie
opgevraagd over de stand van zaken in een van de bij hem lopende zaken (DNA-bezwaar).
1.3 In de e-mail van 30 april 2021:
- om 11.01 uur: heeft klager aan verweerder gevraagd of hij ook een kantoorklachtenregeling
heeft;
- om 13.40 uur: heeft verweerder aan klager laten weten dat de DNA-kwestie door mr.
K wordt behandeld. Verder heeft hij geschreven:
“Voor het overige verwijs ik u naar mijn website voor enige klachtenregeling.
Indien u om uw moverende redenen niet langer van mijn diensten gebruik wenst te maken
verneem ik dat graag z.s.m., gelet op de geplande MK zitting ontneming en een eventuele
overdracht van de behandeling naar een andere raadsman/vrouw.”
- om 14.03 uur: heeft klager aan verweerder gemeld dat hij zich beklaagt over het
niet duidelijk en tijdig communiceren wie in welke zaak hem van het kantoor bijstaat,
dat er niet of nauwelijks wordt gereageerd op zijn vragen en belangrijke verzoeken
worden genegeerd;
- om 22.49 uur: heeft verweerder op de klachten van klager uit de laatste e-mail uitvoerig
inhoudelijk gereageerd en geconcludeerd dat die bezwaren van klager niet terecht zijn.
Ook heeft hij geschreven:
“Ik bemerk dat voor u kennelijk de koek op is en ik stel daarom maar voor dat wij z.s.m. afscheid van elkaar gaan nemen en dat u z.s.m. op zoek gaat naar een andere raadsman/vrouw. Ik ben namelijk een andere mening toegedaan dan u als het gaat om voormelde klachten uwerzijds en op deze wijze voel ik er inmiddels zelf weinig meer voor om mijn tijd en energie te steken in uw zaak. U bent niet tevreden ofschoon ik van oordeel ben dat ik u behandel met alle egards en naar beste kunnen en het spijt mij dan ook zeer dat u zulks anders ervaart. Ik ervaar zulks als een vertrouwensbreuk.”
1.4 Op 1 mei 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.5 Op 14 mei 2021 heeft verweerder per e-mail aan klager gevraagd, onder verwijzing
naar zijn laatste e-mail van 30 april 2021, of hij al een nieuwe advocaat heeft gevonden
omdat de tijd begint te dringen. Om 12.31 uur heeft klager daarop laten weten dat
hij door ziekte is geveld. Ook heeft hij aan verweerder gevraagd of hij al aan de
rechtbank en het gerechtshof heeft doorgegeven dat hij zich als advocaat heeft teruggetrokken.
Verweerder heeft dat daarna gedaan.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
de klacht die klager indiende niet volgens de eigen klachtenregeling af te handelen
en zich door die klacht gelijk terug te trekken als advocaat.
Toelichting: Klager heeft met goede redenen naar de klachtenregeling van verweerder gevraagd.
Verweerder heeft de klacht daarna zelf afgehandeld en daarbij ook meteen de werkrelatie
tussen hen verbroken wegens een vertrouwensbreuk door die klacht. Verweerder heeft
niet uitgelegd waarom hij in eerste instantie de klacht niet heeft willen behandelen
volgens zijn klachtenregeling en heeft aan klager ook niet zijn excuses aangeboden
over deze onterechte gang van zaken.
3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij
de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten
handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen,
onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of
nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Bij deze toetsing betrekt de tuchtrechter
de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, partijdigheid en vertrouwelijkheid, zoals
omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De gedragsregels beogen invulling te geven
aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk
advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 Advocatenwet en niet aan
de gedragsregels. Die gedragsregels kunnen overigens zo nodig wel van betekenis zijn
bij bedoelde toets.
4.2 Zo luidt het tweede lid van gedragsregel 14 dat indien tussen een advocaat en
zijn cliënt een verschil van mening bestaat over de wijze waarop de opdracht moet
worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan
dient die advocaat zich terug te trekken. Dat moet volgens het derde lid wel op zorgvuldige
wijze gebeuren en zodanig dat de cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.
4.3 Uit de overgelegde correspondentie is de voorzitter gebleken dat verweerder op
30 april 2021 om 13.40 uur heeft gereageerd op de e-mail van klager van 11.01 uur
die dag. Daarin heeft verweerder klager verwezen naar de kantoorklachtenregeling op
de website en tevens aangegeven dat als klager geen vertrouwen meer in zijn werkzaamheden
heeft, verweerder dat snel wil weten in verband met dossierovername. Op de e-mail
van klager van 14.03 uur, met daarin een toelichting van zijn klachten en onvrede,
heeft verweerder uitvoerig om 22.49 uur gereageerd. In diezelfde e-mail heeft verweerder
zich onttrokken als advocaat en klager erop gewezen dat hij moet zoeken naar een opvolgend
advocaat.
4.4 Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat hij niet hoefde te begrijpen dat
klager na de inhoudelijke reactie van verweerder van 30 april 2021 om 22.49 uur die
klachten ook nog door de klachtenfunctionaris van kantoor behandeld wilde hebben.
Klager heeft daarna pas weer van zich laten horen toen verweerder op 14 mei 2021 vroeg
of er al een opvolgend advocaat bekend was. In die reactie van 14 mei 2021 heeft klager
alleen gevraagd naar de onttrekking van verweerder in de lopende procedures. Uit de
stukken is de voorzitter niet gebleken dat klager op enig moment aan verweerder heeft
gevraagd om zijn klachten alsnog aan de klachtenfunctionaris voor te leggen. Dat lag
ook niet in de lijn der verwachting omdat klager al op 1 mei 2021 een klacht tegen
verweerder bij de deken had ingediend. In die situatie had een behandeling door een
klachtenfunctionaris ook geen zin meer. Naar het oordeel van de voorzitter stond het
verweerder vrij om direct na kennisname van de verschillende klachten van klager over
de gang van zaken, die zaken neer te leggen wegens een daardoor in de optiek van verweerder
ontstane vertrouwensbreuk. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder dat
op zorgvuldige wijze gedaan.
4.5 Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzitter van een tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen door verweerder jegens klager dan ook geen sprake geweest. De
voorzitter zal de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 november 2022.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 28 november 2022