ECLI:NL:TADRARL:2022:404 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-1034/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:404 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2022 |
Datum publicatie: | 06-07-2023 |
Zaaknummer(s): | 21-1034/AL/MN |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Overige (tussen)beslissingen |
Inhoudsindicatie: | Tussenbeslissing. De raad wijst de zaak terug naar de deken met het verzoek het onderzoek naar de klacht en de daarmee samenhangende feiten te hervatten. |
Tussenbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 19
december 2022
in de zaak 21-1034/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 april 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 23 december 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1382506/BD/SD
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 31 oktober 2022. Daarbij
waren klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling
is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de brief met bijlage van klager van 31 december 2021 en de brief met bijlagen
van klager van 17 oktober 2022.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) het niet nakomen van de opdrachtbevestiging van 15 juli 2020 waarin is opgenomen
dat verweerster zijn belangen zal behartigen met betrekking tot een incassoprocedure
tegen hem;
b) excessief te declareren door:
- na 9 november 2020 werkzaamheden te verrichten en te declareren terwijl hij bij
brief van 9 november 2020 had gezegd de zaak “on hold” te zetten;
- na het afgeven van het declaratieoverzicht van 14 december 2020 op 14 januari 2021
een declaratieoverzicht met nieuwe en dezelfde werkzaamheden op te voeren;
- op 11 december 2020 een telefoongesprek van 15 minuten te hebben gevoerd met de
Orde van Advocaten terwijl hij zelf al met de Orde van Advocaten had gebeld die dag.
c) Door in haar aangifte van 18 december 2020 haar geheimhouding te schenden.
3 BEOORDELING
3.1 Verweerster heeft op de zitting van de raad - zakelijk weergegeven - het volgende
verklaard. Verweerster heeft op 18 december 2020 aangifte gedaan ter zake van bedreiging
door klager. Verweerster heeft veelvuldig contact met het ordebureau gehad. Het doen
van aangifte heeft zij niet met de deken besproken. Met betrekking tot de bedreiging
heeft verweerster een brief van het ordebureau van 9 november 2020 ontvangen. Door
het ordebureau is haar verzocht om deze brief niet aan het dossier toe te voegen.
Verweerster heeft dat opgevat als een waarschuwing van het ordebureau aan haar. Over
de bedreigingen door klager van zijn vorige advocaat en van een stafmedewerkster van
het ordebureau heeft verweerster gehoord van een medewerker van het ordebureau.
3.2 De raad stelt vast dat deze door verweerster genoemde (schriftelijke en telefonische)
communicatie van verweerster met het ordebureau niet in het klachtdossier is genoemd.
Deze communicatie zou voor de beoordeling van klachtonderdeel c) echter wel van belang
kunnen zijn. Daarom zal de raad de zaak terug naar de deken verwijzen met het verzoek
om de raad schriftelijk te informeren over alle (schriftelijke en telefonische) communicatie
die de deken en de medewerkers van het ordebureau met verweerster hebben gehad over
de door verweerster gestelde bedreigingen door klager en de aangifte ter zake van
bedreiging die verweerster heeft gedaan.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verwijst de zaak terug naar de deken met het verzoek het onderzoek naar de klacht
en de daarmee samenhangende feiten te hervatten (zoals hierboven is overwogen) en
de raad vervolgens uiterlijk 13 februari 2023 schriftelijk over de uitkomsten van
het onderzoek te informeren;
- bepaalt dat klager vervolgens binnen twee weken na ontvangst van deze nadere informatie
zich schriftelijk aan de raad hierover mag uitlaten, waarna verweerster binnen twee
weken op die reactie van klager mag reageren. Daarna zal de raad - in beginsel zonder
nadere mondelinge behandeling - op de klacht van klager een beslissing nemen;
- houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong, M.H. Pluymen, W.W. Korteweg en F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 19 december 2022