ECLI:NL:TADRARL:2022:395 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-072/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:395 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-05-2022 |
Datum publicatie: | 22-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-072/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klachten over de kwaliteit van de dienstverlening. De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 16 mei 2022
in de zaak 22-072/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 25 januari 2022 met kenmerk K 21/41, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 17 februari 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 18 mei 2019 zou er een incident hebben plaatsgevonden tussen klaagster en haar
buren, de heer en mevrouw B. (hierna: de buren). Volgens klaagster was er sprake van
mishandeling door de buren.
1.2 Via het Juridisch Loket is klaagster in contact gekomen met verweerster. Bij e-mail
van 23 augustus 2019 heeft verweerster aan klaagster bevestigd dat er op 4 september
2019 een telefonisch intakegesprek zou plaatsvinden.
1.3 Op 18 november 2019 heeft verweerster namens klaagster bij de gerechtshof Arnhem
Leeuwarden op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering een klacht ingediend
tegen de beslissing van de officier van justitie om de buren niet te vervolgen ter
zake van de mishandeling.
1.4 Bij e-mail van 24 augustus 2020 aan klaagster heeft de secretaresse van verweerster
het volgende aan klaagster geschreven:
“Langs deze weg u te bevestigen dat [verweerster] inderdaad op de zitting in Leeuwarden aanwezig zijn zal, tevens is het mogelijk dat er een telefonische afspraak kan worden ingepland voorafgaand en ten behoeve van de zitting. Daarnaast u te informeren dat het [verweerster] niet nodig lijkt – ook in verband met corona – om bij uw woning langs te komen. (…)”
1.5 Op 30 september 2020 hebben klaagster en verweerster de mondelinge behandeling die op 2 oktober 2020 zou plaatsvinden bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden telefonisch besproken. Bij e-mail van 30 september heeft de gemachtigde van klaagster het volgende aan verweerster geschreven:
“Ik hoor net van [klaagster], dat u vanochtend al gebeld heeft. Nog dank voor uw telefoontje en mailtje.”
1.6 Op 2 oktober 2020 heeft de behandeling van het 12 Sv-verzoek van klaagster bij
het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden plaatsgevonden. Klaagster en verweerster waren daarbij
aanwezig.
1.7 Bij e-mail van 4 oktober 2020 heeft de gemachtigde van klaagster het volgende
aan verweerster geschreven:
“Door alle calamiteiten van afgelopen vrijdag heeft [klaagster] nu zo’n klap moeten verwerken dat ze nu helemaal uitgeschakeld is. Die bodes (2x) of ze nog kwam, de rechter wacht…. Dat is [klaagster] even te veel geworden.
Een advocaat die voor een zitting niet eens persoonlijk met een cliënt wil praten, dat is ook hectisch, zeker als alles al te veel wordt. En dan komt ze ook nog te laat opdagen! U kunt wel raden, hoe [klaagster] nu is, want u heeft de doktersverklaring van 16 september. [Klaagster] haar familie zegt, dat het nu al een verloren zaak is omdat u geen enkel pleidooi heeft gehouden.”
1.8 Bij e-mail van 5 oktober 2020 heeft verweerster als volgt gereageerd:
“Ik heb afgelopen week met mijn cliënte gesproken, zij was erg blij mij te spreken en u was ook zeer tevreden dat ik met haar gesproken had. Ik heb werkelijk geen idee over welke klap u het heeft. Ik was inderdaad twee minuten te laat doordat ik in de parkeergarage geen plek kon vinden om mijn auto op te laden. Ik was hierover nog niet gebeld en natuurlijk wachten ze op mij, dus er is niks mis gegaan. De opmerking van de familie van cliënte begrijp ik ook niet, immers zij waren in het geheel niet bij de zitting aanwezig dus hoe kunnen zij zich hier nu een mening over vormen.
Ik heb geen idee hoe u erbij komt dat ik geen pleidooi heb gehouden. Wij hebben na de zitting alles nabesproken in uw bijzijn, ik heb hieraan niets toe te voegen. Ik vind uw aantijgingen ongepast en als cliënte er net zo over denkt dan ben ik niet de juiste persoon om haar belangen te behartigen. Wel bijzonder dat afgelopen week toen ik haar nog heb gesproken hier een totaal tegenovergesteld beeld uit naar voren kwam.”
1.9 Bij beslissing van 12 november 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de
klacht van klaagster afgewezen.
1.10 Op 21 februari 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
het volgende.
a) Slecht met klaagster te communiceren. Bij de zitting van 2 oktober 2020 zag klaagster
verweerster voor het eerst, terwijl zij verweerster graag eerder had ontmoet.
b) Niets te zeggen tijdens de mondelinge behandeling van 2 oktober 2020. Verweerster
heeft tijdens de zitting ook niets ingebracht tegen het politierapport dat de rechter
heeft voorgelezen.
c) Niets te doen met de videobeelden waaruit volgens klaagster blijkt dat zij is mishandeld
door de buren. Daarnaast heeft verweerster niets gedaan met de informatie van de huisarts
waaruit blijkt dat het letsel van klaagster is ontstaan door de mishandeling;
d) Niet op tijd bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanwezig te zijn. Als haar gemachtigde
verweerster niet had opgevangen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dan was de
zitting niet doorgegaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
3.2 Dat het intakegesprek telefonisch heeft plaatsgevonden, is omdat klaagster zelf
had aangegeven niet naar kantoor te willen komen. Op 30 september 2020 heeft er daarnaast
een telefonisch gesprek plaatsgevonden met klaagster ter voorbereiding van de zitting
van 2 oktober 2020. Vanwege de coronamaatregelen heeft verweerster vanaf maart 2020
geen cliënten op kantoor ontvangen.
3.3 Verweerster is wel degelijk aan het woord geweest tijdens de mondelinge behandeling
bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarnaast heeft zij middels de klacht op grond
van artikel 12 Wetboek van Strafvordering gereageerd op het politiedossier. Het is
niet zo dat de gehele inhoud van een dossier opnieuw wordt besproken tijdens een zitting.
Een beslissing wordt genomen op basis van het gehele dossier.
3.4 Verweerster heeft na meerdere malen rappelleren informatie gekregen van de politie
waarin staat dat er niets te zien zou zijn op de videobeelden. De videobeelden zelf
heeft verweerster niet ontvangen. Uit het bericht van de GGD-arts volgt daarnaast
dat niet geconcludeerd kan worden dat alleen de mishandeling het letsel van verweerster
kan hebben veroorzaakt.
3.5 De zitting zou niet zonder verweerster zou zijn begonnen. Over het algemeen is
het beleid bij de rechtbanken en gerechtshoven dat zij wordt gebeld wanneer zij niet
op tijd zou zijn voor de zitting. Verweerster was nog niet gebeld en er is ook niets
fout gegaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die
de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met
de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan.
De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar
worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele
standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD
5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De voorzitter toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die
van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Klachtonderdeel a)
4.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij vóór de 12 Sv-zitting van 2 oktober 2020
slecht met haar had gecommuniceerd. Klaagster stelt dat zij verweerster bij deze zitting
voor het eerst zag, terwijl zij verweerster graag eerder had ontmoet.
4.3 De voorzitter overweegt het volgende. Verweerster stelt dat klaagster en zij de
zitting van 2 oktober 2020 telefonisch hebben voorbereid omdat zij vanwege corona
geen cliënten op kantoor ontving. Dat wordt door klaagster niet weersproken en weerlegd.
Klaagster stelt in haar klacht enkel dat zij verweerster voorafgaand aan de zitting
graag had ontmoet. Niet is echter gebleken dat klaagster aan verweerster had verzocht
om haar fysiek te ontmoeten. Ook is niet gebleken dat vanwege het gebrek aan een fysiek
overleg deze zitting onvoldoende is voorbesproken of voorbereid. Dat betekent dat
niet vast is komen te staan dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Dit klachtonderdeel zal daarom kennelijk ongegrond zal worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.4 Klaagster verwijt verweerster verder dat zij niets heeft gezegd tijdens de zitting
van 2 oktober 2020 en niets heeft ingebracht tegen het politierapport. Nu klaagster
dit enkel heeft gesteld en verweerster deze stelling gemotiveerd heeft betwist, is
de juistheid van genoemde stelling van klaagster en daarmee de gegrondheid van de
klacht niet vast te stellen. Dat leidt ertoe dat de voorzitter dit klachtonderdeel
kennelijk ongegrond zal verklaren.
Klachtonderdeel c)
4.5 Met betrekking tot het verwijt dat verweerster niets heeft gedaan met de camerabeelden,
stelt de voorzitter vast dat verweerster de politie meermalen om de camerabeelden
heeft verzocht. De politie heeft deze camerabeelden niet verstrekt. Wel heeft de politie
een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en aan verweerster gestuurd. In dat proces
verbaal van bevindingen beschrijft een verbalisant wat er op de camerabeelden te zien
is en hij concludeert dat een mishandeling op de camerabeelden niet te zien is. Over
de medische informatie heeft verweerster aangevoerd dat daaruit volgt dat niet geconcludeerd
kan worden dat alleen de mishandeling het letsel van verweerster kan hebben veroorzaakt
en dat deze informatie uitgebreid op de zitting is besproken. Mede gelet op deze omstandigheden
is de voorzitter van oordeel dat de uitkomst van deze procedure wellicht onbevredigend
is voor klaagster, maar niet is gebleken dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Voor zover klaagster ook klaagt over het feit dat verweerster niet
heeft aangevoerd dat de buren van klaagster haar niet hadden mogen filmen, is de voorzitter
van oordeel dat dat geen onderdeel uitmaakt van de klacht ex artikel 12 Sv. Dat verweerster
daarover niets geeft gezegd, is om die reden begrijpelijk en niet klachtwaardig. Dit
klachtonderdeel zal op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel d)
4.6 Klaagster verwijt verweerster dat zij niet op tijd bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
aanwezig was. De voorzitter begrijpt uit de klacht en de reactie van verweerster dat
verweerster wel op tijd was voor de zitting zelf, althans dat de zitting nog niet
was aangevangen, maar dat klaagster graag had gezien dat verweerster eerder aanwezig
was zodat zij de zaak daar nog konden bespreken. De voorzitter overweegt dat uit de
stukken niet is gebleken dat klaagster en verweerster hadden afgesproken om eerder
aanwezig te zijn om de zaak nog door te spreken of dat klaagster dat aan verweerster
had verzocht. Bij gebreke van zo’n afspraak is de voorzitter van oordeel dat verweerster
niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet eerder voor de zitting
aanwezig te zijn. De stelling van klaagster dat de zitting niet was doorgegaan als
haar gemachtigde verweerster niet had opvangen, is niet onderbouwd en daarom niet
vast komen te staan. Gelet op het voorgaande zal ook dit klachtonderdeel kennelijk
ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2022.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 16 mei 2022