ECLI:NL:TADRARL:2022:388 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-951/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:388 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2022 |
Datum publicatie: | 16-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 21-951/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in beide onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 14 februari 2022
in de zaak 21-951/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Nederland (hierna: de deken) van 25 november 2021 met kenmerk 2021 KNN055/1397449, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld met mevrouw M. van H, die
wordt bijgestaan door mr. De B, kantoorgenote van verweerder. Klager wordt thans bijgestaan
door mr. De H.
1.2 Klager en Van H hebben twee minderjarige kinderen.
1.3 Op 11 januari 2021 heeft mr. De B namens haar cliënte een verzoekschrift tot het
treffen van voorlopige voorzieningen ingediend dat is behandeld door de rechtbank
Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op de zitting van 18 januari 2021. Op deze zitting
heeft verweerder voor mr. De B waargenomen. Op deze zitting is klager niet bijgestaan
door een advocaat.
1.4 Bij beschikking van 27 januari 2021 heeft de rechtbank over de gevraagde voorzieningen
beslist.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerder heeft de rechtbank valse informatie verstrekt en klager vernederd.
b) Verweerder heeft bewerkstelligd dat klager ten onrechte geen omgangsregeling met
de kinderen heeft.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
3.2 Op de zitting van 18 januari 2021 heeft verweerder het standpunt van zijn cliënte
verwoord. Daarbij heeft hij zich niet (onnodig) grievend, niet in beledigende of vernederende
bewoordingen jegens klager uitgelaten.
3.3 Verweerder heeft conform de regels bezwaar gemaakt tegen het indienen van stukken
door klager zelf.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van
de advocaat van de wederpartij van klagers. Volgens vaste rechtspraak van het Hof
van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt.
Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat
a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij
weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c)
(anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt
gediend. Het optreden van verweerster dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld
te worden.
Klachtonderdeel a)
4.2 De voorzitter is niet gebleken dat verweerder de grenzen van de hem toekomende
vrijheid jegens klager heeft overschreden. De juistheid van het verwijt dat verweerder
valse informatie heeft verstrekt en klager heeft vernederd is, tegenover de gemotiveerde
betwisting door verweerder, voor de voorzitter niet vast te stellen. Stukken die dat
standpunt van klager kunnen onderbouwen, ontbreken. Nu verweerder tuchtrechtelijk
geen verwijt treft, zal de voorzitter dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.3 Dit klachtonderdeel is algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd.
De voorzitter heeft dan ook niet kunnen vaststellen dat verweerder op tuchtrechtelijk
verwijtbare wijze heeft bewerkstelligd dat klager ten onrechte geen omgangsregeling
met de kinderen heeft. Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het ter
zitting door verweerder gemaakte bezwaar tegen het indienen van stukken en het tonen
van videobeelden door klager, is de voorzitter van oordeel dat dit valt onder de normale
belangenbehartiging door een advocaat. Verweerder heeft daarmee niet klachtwaardig
gehandeld. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 14 februari 2022