ECLI:NL:TADRARL:2022:385 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-818/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:385 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2022 |
Datum publicatie: | 27-02-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-818/AL/OV |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing over de advocaat van de wederpartij van klager. Verweerster heeft aan klager een onderbouwd schikkingsvoorstel gedaan. Zoals het de keuze van klager was om daarmee in te stemmen, zo was het de keuze van verweerster om de termijn van het tegenvoorstel zonder bericht te laten verlopen. Verweerster heeft gehandeld in het partijdig belang van haar cliënte en het stond haar vrij om klager in rechte te betrekken. Of dat een kansloos hoger beroep was, ligt primair ter beoordeling voor aan de civiele rechter. Van onmiskenbare misbruik is de voorzitter niet gebleken. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 19 december 2022
in de zaak 22-818/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
tot 30 september 2022 advocaat te [plaats]
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 13 oktober 2022 met kenmerk 1886302, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een omgevingsvergunning verkregen voor het bouwen van een 'tiny house'.
Omdat geen aannemer beschikbaar was, heeft klager gekozen voor een tussenoplossing
met twee units. D BV heeft van klager de opdracht gekregen om twee units naar de bouwkavel
te vervoeren en vast te maken aan het houten frame met plaatsing van de units op schroeffunderingspalen.
1.2 Tussen klager en D BV is een geschil ontstaan over de locatie van de schroeffunderingspalen.
Klager is bijgestaan door verschillend opvolgende advocaten, waaronder de mrs. J en
Van A. D BV werd in dat geschil bijgestaan door verweerster.
1.3 D BV is tegen klager een procedure tot betaling van onbetaald gelaten facturen
gestart. Klager heeft op zijn beurt onder meer gevorderd om D BV te veroordelen tot
terugbetaling van door hem betaalde facturen, tot vergoeding van door klager geleden
schade en tot veroordeling van D BV tot volledige uitvoering van de werkzaamheden
conform de offerte.
1.4 Bij vonnis van 27 oktober 2021 heeft de kantonrechter de vordering van D BV afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter D BV veroordeeld tot het op eigen kosten verrichten
van herstelwerkzaamheden bij klager uiterlijk op 17 mei 2022. In een overweging ten
overvloede heeft de kantonrechter geschreven dat klager weliswaar liever schadevergoeding
wilde ontvangen, maar dat hij daar juridisch geen recht op heeft, alleen op nakoming.
De kantonrechter heeft daarbij ook nog opgemerkt dat het partijen vrij staat om een
van het vonnis afwijkende oplossing te bedenken.
1.5 Op 10 november 2021 heeft een kantoorgenoot namens verweerster aan de advocaat
van klager gemeld dat D BV het vonnis wil nakomen op 25 november 2021 onder de voorwaarde
dat klager zijn opgeschorte betalingen op haar derdenrekening overmaakt. Op 12 november
2021 is door klager met de voorgestelde datum ingestemd maar niet met de gestelde
voorwaarde. Op 19 november 2021 heeft de kantoorgenoot van verweerster laten weten
dat de uitvoering van de herstelwerkzaamheden door D BV op 25 november 2021 niet haalbaar
is en dat D BV op korte termijn een nieuw voorstel zal doen.
1.6 Per e-mail van 2 december 2021 heeft klager aan de kantoorgenoot van verweerster,
en verweerster in cc, gevraagd om een nieuwe startdatum voor de uitvoering van het
vonnis. Ook heeft klager een alternatieve afwikkeling van de kwestie voorgesteld en
verzocht om daarop uiterlijk 17 december 2021 te reageren.
1.7 Op 13 december 2021 heeft verweerster in haar e-mail aan klager, met haar kantoorgenoot
in de cc, gereageerd op zijn e-mail van 2 december 2021. Wegens de onttrekking van
zijn advocaat heeft verweerster rechtstreeks met klager gemaild en hem gewezen op
de noodzaak van juridische bijstand. Ook heeft zij klager laten weten dat zij het
voorstel met haar cliënte zal bespreken en daarop zodra mogelijk maar ná 17 december
2021 tijdig binnen de termijn het vonnis zal terugkomen. Diezelfde dag heeft klager
hierover zijn ongenoegen gemaild en op 20 december 2021 heeft hij verweerster verzocht
om uiterlijk 24 december 2021 te reageren op zijn voorstel van 2 december 2021. Op
24 december 2021 heeft verweerster klager laten weten dat hij op korte termijn een
reactie van haar tegemoet kan zien.
1.8 Op 6 januari 2022 heeft klager zijn ongenoegen geuit jegens verweerster over het
uitblijven van een reactie. Daarop heeft de kantoorgenoot van verweerster op 7 januari
2022 aan klager laten weten dat verweerster niet aanwezig en telefonisch niet bereikbaar
was en verweerster zodra mogelijk zal reageren.
1.9 Op 10 januari 2022 heeft verweerster inhoudelijk gereageerd op de e-mails van
klager en daarin aan klager een schikkingsvoorstel namens D BV gedaan. In de kern
komt dit voorstel erop neer dat partijen de kwestie met gesloten beurzen afdoen tegen
finale kwijting. Klager heeft tot uiterlijk 24 januari 2022 gelegenheid gekregen om
dit aanbod te aanvaarden.
1.10 Medio januari 2022 heeft verweerster namens haar cliënte klager gedagvaard in
hoger beroep waarbij een lange dagvaardingstermijn is uitgetrokken tot september 2022.
1.11 In haar e-mail van 23 februari 2022 aan de opvolgend advocaat van klager heeft
verweerster verwezen naar hun telefoongesprek op 1 februari 2022 en gevraagd wanneer
zij een reactie op het schikkingsvoorstel van 10 januari 2022 van D BV tegemoet kan
zien. Diezelfde dag heeft de advocaat van klager aan verweerster gemeld dat zij klager
niet langer bijstaat en dat klager de schikkingsonderhandelingen zelf zal doen.
1.12 Per e-mail van 24 februari 2022 heeft klager het schikkingsvoorstel van verweerster
afgewezen en een finaal schikkingsvoorstel gedaan, waarop uiterlijk op 5 maart 2022
gereageerd diende te worden. Ondanks herhaaldelijk verzoek van klager, heeft verweerster
daarop niet namens D BV gereageerd.
1.13 Klager heeft in de tussentijd zelf ook werkzaamheden verricht op de bouwplaats.
1.14 Op 11 april 2022 is een bouwstop opgelegd op het perceel van klager.
1.15 Per e-mail van 12 april 2022 heeft verweerster aan klager te kennen gegeven dat
haar cliënte weet wat haar te doen staat op basis van het vonnis en dat de termijn
nog niet is verstreken. Ook heeft zij laten weten dat zij op verzoek van haar cliënte
alleen nog maar met klager via zijn advocaat zal communiceren. Klager heeft daarop
laten weten geen advocaat meer te hebben en een klacht tegen verweerster zal indienen.
1.16 Op 13 april 2022, aangevuld op 14 mei 2022, heeft klager bij de deken een klacht
ingediend over verweerster. Op dat moment werd klager niet bijgestaan door een advocaat.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) geen enkele moeite te doen om tot een schikking te komen en niet te reageren op
de door klager vanaf oktober 2021 gedane pogingen om met de wederpartij te schikken;
b) niet of heel laat te (laten) reageren op e-mails van klager en tegen de kennelijke
wil van haar cliënte (Whatsappbericht van 5 mei 2022) toch door te procederen;
c) niet binnen een redelijke termijn een kansloos hoger beroep in te stellen op basis
van onduidelijke gronden, wat tot onnodig vertraging heeft geleid, terwijl het zoeken
naar een passende schikking meer voor de hand lag.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
3.2 Volgens verweerster is haar kantoorgenoot bij haar afwezigheid in overleg getreden
met de advocaat van klager over de uitvoering van het vonnis. Dit omdat klager de
verdere uitvoering van de werkzaamheden zou hebben bemoeilijkt door verder te bouwen.
Daarnaast heeft zij zelf op 10 januari 2022 een schikkingsvoorstel aan klager gedaan,
die zes weken later door klager is afgewezen. Op zijn tegenvoorstel heeft zij niet
gereageerd omdat haar cliënte daarmee niet wilde instemmen. Van onnodig vertragen
van haar kant is geen sprake geweest. Met haar cliënte heeft zij de processtrategie
besproken en in het belang van haar cliënte gehandeld door op lange termijn te dagvaarden,
wat een bestaand en niet ongebruikelijk rechtsmiddel is, zonder daarmee de belangen
van klager onevenredig te schaden. Klager heeft zelf ook voor vertraging gezorgd door
zich in die tijd door verschillende advocaten te laten bijstaan en ook zelf de tijd
te nemen om te reageren. Op de doorlooptijden van de rechtbank heeft verweerster geen
invloed.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van
de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak komt aan deze
advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen
op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
4.2 Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat
de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden, zonder redelijk doel. De advocaat
behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt
wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat
hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van
middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig
noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen.
4.3 De voorzitter zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdelen a) en b)
4.4 Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de stukken, deels opgenomen onder
de feiten, dat verweerster een onderbouwd schikkingsvoorstel aan klager heeft gedaan.
Zoals het de keuze van klager was om daarmee niet akkoord te gaan, kon en mocht verweerster
in opdracht en in het belang van haar cliënte de uiterste termijn van het tegenvoorstel
van klager laten verlopen. Dat verweerster geen enkele moeite heeft gedaan om te schikken,
is de voorzitter dan ook niet gebleken.
4.5 Uit de overgelegde correspondentie is de voorzitter verder gebleken dat verweerster,
dan wel haar kantoorgenoot, op relevante e-mails van klager hebben gereageerd binnen
een redelijke termijn. Dat klager termijnen voor beantwoording heeft gesteld, betekent
nog niet dat een advocaat zich daaraan moet en ook kan houden. Verweerster heeft duidelijk
toegelicht dat en waarom zij heeft gehandeld zoals gedaan en dat dat in het belang
van en na overleg met haar cliënte is geweest. Voor zover verweerster daarbij al tegen
de kennelijke wil van haar cliënte heeft gehandeld, is het aan haar cliënte om daarover
te klagen; niet aan klager. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster dan
ook niet de grenzen overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij
van klager had en heeft zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen
dat klager door het handelen van verweerster onnodig of onevenredig in zijn belangen
is geschaad. De voorzitter zal de klachtonderdelen a) en b) dan ook kennelijk ongegrond
verklaren.
Klachtonderdeel c)
4.6 Het staat een advocaat vrij om, indien een schikking niet tot de mogelijkheden
behoort, de wederpartij te dagvaarden. Een dergelijke dagvaarding kan op langere termijn
worden gedaan. Tuchtrechtelijk kan verweerster van die beslissing in overleg met haar
cliënte dan ook geen verwijt worden gemaakt. Of zij een kansloos hoger beroep op onduidelijke
gronden heeft ingesteld, ligt (primair) ter beoordeling voor aan de civiele rechter.
Daarover oordeelt de tuchtrechter niet. Van onmiskenbare misbruik is de tuchtrechter
niet gebleken. Nu verder niet is gebleken dat verweerster met haar handelen de belangen
van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder doel, is van een tuchtrechtelijk
verwijt geen sprake. De voorzitter zal dan ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond
verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 19 december 2022