ECLI:NL:TADRARL:2022:384 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-788/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:384
Datum uitspraak: 19-12-2022
Datum publicatie: 27-02-2023
Zaaknummer(s): 22-788/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 december 2022
in de zaak 22-788/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 6 oktober 2022 met kenmerk 2022KNN050/1984227, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klaagster op 21 juni 2022 namens haar cliënte, de Beheer- en Onroerend Goed maatschappij ‘It Uleboerd’ BV (hierna: “It Uleboerd”) gedagvaard in een civielrechtelijke procedure ten overstaan van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.
1.2 It Uleboerd heeft in die procedure (onder andere) gevorderd dat klaagster vanwege wanprestatie (het zich niet gedragen als een goed huurder en de niet-betaling van verschuldigde huurpenningen) zal worden veroordeeld om de door klaagster van It Uleboerd gehuurde woning te ontruimen.
1.3 Op 21 juni 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich ten opzichte van klaagster onrechtmatig te gedragen c.q. zich onnodig grievend te hebben uitgelaten door:
- namens haar cliënte inbreuk te plegen op de privacy van klaagster;
- klaagster meerdere keren ten onrechte te dreigen met uithuiszetting en daarbij klaagster neer te zetten als crimineel, terwijl zij als gedupeerde in de toeslagenaffaire rechten toebedeeld heeft gekregen;
- de mensenrechten van klaagster meerdere keren te schenden;
- misbruik te maken van haar positie als advocaat.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Het klopt dat klaagster door It Uleboerd is gedagvaard en dat verweerder It Uleboerd bijstaat. Verweerder heeft klaagster in opdracht van haar cliënte gedagvaard. Hierbij is het onvermijdelijk dat de gegevens omtrent het voorliggende geschil in een dagvaarding worden verwerkt en toegelicht. Zonder een dergelijke specificatie kan geen procedure worden gevoerd en de wet verplicht een advocaat tot het substantiëren van de ingestelde vorderingen. De door verweerder opgestelde dagvaarding bevat een in zakelijke termen beschreven weergave van de feitelijke gang van zaken en de daaraan te verbinden juridische gevolgen. Dit geldt ook voor de voorafgaand aan de procedure gevoerde buitengerechtelijke correspondentie. Van grievende, beledigende, xenofobische, discriminerende of mensenrechtenschendende uitlatingen is geen sprake geweest.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
4.2 Uit de klachtbrief begrijpt de voorzitter dat de klacht in het bijzonder ziet op de inhoud van de door verweerder opgemaakte dagvaarding. Die dagvaarding bevindt zich in het klachtdossier. De voorzitter is van oordeel dat verweerder als partijdige belangenbehartiger de stellingen en feiten namens zijn cliënte mocht aanvoeren zoals hij dat heeft gedaan in deze dagvaarding. Uit de inhoud van die dagvaarding is niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend. Ook uit de andere stukken in het klachtdossier is niet gebleken dat verweerder de grenzen van de hem toekomende (grote) vrijheid heeft overschreden. Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat betekent dat de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 19 december 2022