ECLI:NL:TADRARL:2022:375 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-115/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:375 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-05-2022 |
Datum publicatie: | 03-02-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-115/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klager verwijt verweerster dat zij zijn zaak niet heeft willen aannemen. Anders dan klager heeft betoogd, stond het verweerster vrij om die beslissing te nemen. Een advocaat is niet verplicht om een zaak aan te nemen. Verweerster heeft die beslissing vervolgens - na telefonisch overleg met klager - gemotiveerd en tijdig aan klager doorgegeven. Verweerster heeft daarmee gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Zowel de beslissing van verweerster om klager niet als advocaat bij te staan, als de wijze waarop verweerster die beslissing aan klager heeft gecommuniceerd, is derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
an 2 mei 2022
in de zaak 22-115/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 11 februari 2022 met kenmerk Z 1456696 HH/sd, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft (juridische) geschillen over (bouw)grond(en) en grenscorrecties met
de gemeente Sittard-Geleen, de provincie Limburg en zijn buren.
1.2 Op 2 februari 2021 heeft klager een contactformulier op de website van het kantoor
van verweerster ingevuld. Klager heeft een ontvangstbevestiging ontvangen.
1.3 Op 12 februari 2021 heeft klager het kantoor van verweerster schriftelijk verzocht
om zijn belangen te behartigen. Op 19 februari 2021 hebben klager en mr. D. (kantoorgenoot
van verweerster) telefonisch contact gehad. Bij brief van 27 februari 2021 heeft klager
aan mr. D. een toelichting gegeven.
1.4 Op 5 maart 2021 heeft mr. D. telefonisch aan klager kenbaar gemaakt de zaak van
klager niet aan te nemen, hetgeen per e-mail van 5 maart 2021 aan klager is bevestigd.
Mr. D. heeft de schriftelijke stukken aan klager retour gezonden.
1.5 Op 25 maart 2021 heeft klager verweerster schriftelijk benaderd om zijn belangen
te behartigen. Bij brief van 1 april 2021 heeft verweerster aan klager meegedeeld
de zaak niet aan te nemen en heeft zij de schriftelijke stukken aan klager retour
gezonden.
1.6 Per e-mail van 8 april 2021 heeft klager verweerster opnieuw benaderd om zijn
belangen te behartigen. In antwoord daarop heeft verweerster per e-mail van 8 april
2021 opnieuw aan klager meegedeeld de zaak niet aan te nemen. Vervolgens heeft klager
verweerster per e-mail van 8 april 2021 opnieuw benaderd. Per e-mail van 9 april 2021
heeft verweerster opnieuw aan klager meegedeeld de zaak niet aan te nemen.
1.7 Op 15 april 2021 heeft klager een (interne) klacht ingediend bij het kantoor van
verweerster. Bij brief van 22 april 2021 heeft de klachtencoördinator van het kantoor
van verweerster het standpunt gehandhaafd dat de zaak van klager niet wordt aangenomen.
1.8 Op 1 juni 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster:
a) een op 2 februari 2021 ingevuld contactformulier op de website om een afspraak
te plannen, niet te beantwoorden;
b) op 1 april 2021, 8 april 2021 en 9 april 2021 te berichten dat zij het dossier
niet in behandeling zal nemen, hetgeen bij e-mail van 22 april 2021 nogmaals is bevestigd;
c) onafhankelijke rechtshulp te negeren;
d) de rechtsgang te belemmeren.
3 VERWEER
Er is geen sprake van enig klachtwaardig handelen. Op 25 maart 2021 heeft klager haar
een brief met bijlagen toegestuurd, waarvan zij op hoofdlijnen kennis heeft genomen.
Vervolgens heeft zij besloten de zaak niet in behandeling te nemen, waarvan zij klager
bij brief van 1 april 2021 en opvolgende e-mails van 8 april 2021 en 9 april 2021
in kennis heeft gesteld. Er is geen advocaat-cliëntrelatie ontstaan. Dat zij het door
klager ingevulde contactformulier niet heeft beantwoord, zoals klager stelt, is onjuist,
aangezien klager haar benaderd heeft bij brief van 25 maart 2021. Zij is als advocaat
niet verplicht een dossier in behandeling te nemen. Dit is meermalen aan klager bericht,
laatstelijk op 22 april 2021. Verweerster heeft klager meegedeeld dat hij zich kan
wenden tot elke advocaat die hij wenst.
4 BEOORDELING
De voorzitter ziet aanleiding om alle klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.
Klager verwijt verweerster dat zij zijn zaak niet heeft willen aannemen. Anders dan
klager heeft betoogd, stond het verweerster vrij om die beslissing te nemen. Een advocaat
is niet verplicht om een zaak aan te nemen. Verweerster heeft die beslissing vervolgens
gemotiveerd en tijdig aan klager doorgegeven. Verweerster heeft daarmee gehandeld
zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Zowel de beslissing van verweerster om klager
niet als advocaat bij te staan, als de wijze waarop verweerster die beslissing aan
klager heeft gecommuniceerd, is derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ten slotte
is ook niet gebleken dat verweerster met betrekking tot de interne klacht van klager
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het voorgaande betekent dat de klacht
in alle onderdelen kennelijk ongegrond zal worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2022.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. W.B. Kok
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 2 mei 2022