ECLI:NL:TADRARL:2022:362 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-733/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:362
Datum uitspraak: 28-11-2022
Datum publicatie: 16-01-2023
Zaaknummer(s): 22-733/AL/GLD
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2022
in de zaak 22-733/ALGLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 13 september 2022 met kenmerk K 21/MN01, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 19 januari 2018 heeft er een zitting plaatsgevonden in een zaak tussen klaagster en AVM Vastgoed en Ontwikkeling B.V. (hierna: AVM). Verweerder heeft AVM bijgestaan in die procedure.
1.2 Op 10 maart 2021 heeft klaagster bij de deken in het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 26 april 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de deken van het arrondissement Gelderland aangewezen voor onderzoek van de klacht van klaagster omdat verweerder naast advocaat ook deken is en de klacht daarom dient te worden verwezen naar een deken van een andere orde.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zowel op papier op 15 januari 2018 als mondeling op de zitting van 19 januari 2018 onwaarheden heeft verkondigd.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klaagster heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.
4.2 De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder op 15 respectievelijk 19 januari 2018. Door hierover pas op 10 maart 2021 een klacht in te dienen, heeft klaagster de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet overschreden. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, is niet gebleken. Klaagster heeft weliswaar gesteld dat zij van 16 januari 2019 tot medio 2020 uit de roulatie is geweest, maar zij heeft dat niet verder toegelicht en zij heeft ook niet toegelicht waarom zij haar klacht niet voor januari 2019, dan wel in de periode van medio 2020 tot 15 respectievelijk 19 januari 2021 heeft kunnen indienen. De conclusie is dan ook dat de klacht niet-ontvankelijk is.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 november 2022.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 28 november 2022