ECLI:NL:TADRARL:2022:359 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-731/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:359
Datum uitspraak: 21-11-2022
Datum publicatie: 13-01-2023
Zaaknummer(s): 22-731/AL/NN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2022
in de zaak 22-731/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 8 september 2022 met kenmerk 2021 KNN085 / 1477621, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Mr. F heeft een procedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voor klager aanhangig gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof). 
1.2 Begin 2020 heeft klager verweerder gevraagd de procedure van mr. F over te nemen. Op 27 februari 2020 heeft verweerder schriftelijk aan klager bevestigd dat hij bereid is de procedure over te nemen. Op 16 maart 2020 zouden klager en verweerder met elkaar spreken op het kantoor van verweerder, maar die afspraak is vanwege de coronacrisis niet doorgegaan.
1.3 Op 9 juli 2020 heeft het hof verweerder meegedeeld dat de zitting op 2 oktober 2020 zou plaatsvinden. Verweerder heeft die datum op 9 juli 2020 per e-mail aan klager doorgegeven.
1.4 Op 16 september 2020 hebben klager en verweerder met elkaar gesproken op het kantoor van verweerder. Tijdens deze bespreking hebben zij het dossier van klager doorgenomen en besloten welke stukken nog in de procedure ingebracht zouden worden. Verweerder heeft deze stukken bij brief van 17 september 2020 aan het hof overgelegd.
1.5 Klager heeft vervolgens op eigen initiatief nog andere aanvullende stukken aan het hof overgelegd. Klager heeft een afschrift van die stukken in de brievenbus van verweerder gedaan.
1.6 Tijdens de zitting van 2 oktober 2020 bleek dat het hof de door klager zelf ingebrachte stukken niet had ontvangen. Het hof heeft daarom op verzoek van verweerder besloten de zitting aan te houden.
1.7 Op 19 oktober 2020 heeft verweerder de door het hof gevraagde stukken aan het hof overgelegd.
1.8 Op 23 november 2020 heeft verweerder klager een e-mail met de oproep voor de nieuwe zitting op 16 december 2020 gestuurd. Op 11 en 15 december 2020 heeft verweerder nogmaals een e-mailbericht aan klager gestuurd omdat hij geen antwoord van klager kreeg.
1.9 Klager is niet verschenen op de zitting van 16 december 2020.
1.10 Op 4 januari 2021 heeft verweerder een e-mail van klager ontvangen vanaf een ander e-mailadres van klager dan het e-mailadres vanwaar verweerder tot dan toe met klager had gecommuniceerd. Verweerder heeft klager bij e-mail van dezelfde dag onder meer geschreven:

“Uw bericht ontving ik in goede orde. Ik nam met verbazing kennis van de inhoud.

Uw zaak is op 19 december 2019 door het gerechtshof behandeld. Ik heb u de uitnodiging toegestuurd. Een nieuw emailadres is mij niet bekend. Dat geeft u nu pas door.

Wij hebben ook meermaals telefonisch contact met u geprobeerd op te nemen. Ik kreeg echter geen enkele reactie.

De inhoudelijke zitting heeft dus plaatsgevonden en de uitspraak zal waarschijnlijk deze maand volgen.”

1.11 Klager heeft verweerder daarop verschillende e-mails gestuurd met onder meer het verzoek om een slachtofferverklaring in de procedure in te brengen. Bij e-mail van 7 januari 2021 heeft verweerder klager meegedeeld dat hij de verklaring naar het hof zal sturen, maar dat het hof de verklaring waarschijnlijk niet in behandeling zal nemen omdat de zaak al voor uitspraak staat. Verweerder heeft de stukken op 7 januari 2021 aan het hof overgelegd.
1.12 Bij beschikking van 21 januari 2021 heeft het hof de klacht van klager afgewezen. In de beschikking staat dat de op 7 januari 2021 ingebrachte stukken alsnog zijn meegenomen in de overwegingen.
1.13 Bij e-mail van 26 januari 2021 heeft verweerder de beschikking van het hof aan klager gestuurd.
1.14 Op 28 juni 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) heeft geweigerd het dossier aan klager te geven en een toelichting aan klager te geven;
b) heeft geweigerd het dossier op te bouwen op basis van concrete feiten, belangrijke juridische punten en argumenten en heeft geweigerd ondersteunende bewijsstukken in te brengen;
c) niet goed met klager heeft gecommuniceerd, klager niet heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak en heeft verhinderd dat klager zijn klacht mondeling aan het hof kon toelichten.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Klachtonderdeel a)
4.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij heeft geweigerd het dossier aan klager te geven en een toelichting aan klager te geven. Verweerder heeft echter onbetwist gesteld dat klager een kopie van het hele dossier van verweerder heeft ontvangen dat door klager bij het kantoor van verweerder is opgehaald. Dat dit zo is volgt overigens ook uit het feit dat klager zelf naar verschillende processtukken en berichten uit het dossier verwijst. Het is de voorzitter niet duidelijk wat klager precies bedoelt met het niet geven van een toelichting door verweerder aan klager. Klager heeft dit verder niet toegelicht. Uit het klachtdossier volgt in ieder geval niet dat verweerder klager inhoudelijk onvoldoende heeft geïnformeerd. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij heeft geweigerd het dossier op te bouwen op basis van concrete feiten, belangrijke juridische punten en argumenten en heeft geweigerd ondersteunende bewijsstukken in te brengen. Klager heeft dit echter onvoldoende concreet onderbouwd. Het klachtdossier biedt hiervoor ook geen aanknopingspunten. Klachtonderdeel b) is daarom eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij niet goed met klager heeft gecommuniceerd over de stukken die hij namens klager aan het hof heeft gestuurd of van de wederpartij had ontvangen, klager niet heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak en heeft verhinderd dat klager zijn klacht voor het hof kon verdedigen. Klager heeft dit als volgt toegelicht. Verweerder heeft onder meer geweigerd klager mee te delen dat het hof de schriftelijke verklaring van klager van 28 september 2020 niet had ontvangen, dat de advocaat-generaal niet in staat was om enig bewijs van zijn beweringen te leveren, de redenen te geven waarom de vervolgzitting van het hof al op 16 december 2020 zou plaatsvinden en niet in 2021 zoals was toegezegd en of hij het schriftelijke verslag van de advocaat-generaal van 25 oktober 2020 wel of niet heeft ontvangen. Verweerder heeft klager ook niet laten weten wat de nieuwe zittingsdatum was, waardoor klager zijn klacht niet mondeling heeft kunnen toelichten, aldus nog steeds klager.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat klager uit eigener beweging en zonder overleg met verweerder op 28 september 2020 aanvullende stukken aan het hof heeft overgelegd. Op de zitting van het hof van 2 oktober 2020, waarbij klager aanwezig was, bleek dat het hof die stukken niet had ontvangen. De zaak is vervolgens op verzoek van verweerder aangehouden. Het verwijt van klager dat verweerder heeft geweigerd klager mee te delen dat het hof de schriftelijke verklaring van klager van 28 september 2020 niet had ontvangen is in het licht hiervan onbegrijpelijk.
4.6 Verweerder heeft klager bij e-mail van 23 november 2020 geïnformeerd over de nieuwe zittingsdatum van 16 december 2020. Dat klager die e-mail niet heeft ontvangen omdat hij het wachtwoord van zijn e-mailaccount was vergeten en daarom een nieuw e-mailadres had aangemaakt komt voor zijn rekening en risico. Het had op de weg van klager gelegen om dat nieuwe e-mailadres direct kenbaar te maken aan verweerder. Dat geldt temeer nu klager en verweerder geregeld per e-mail met elkaar communiceerden. Verweerder heeft voorts terecht aangevoerd dat hij niet over de zittingsagenda van het hof gaat. Verweerder was daarom niet gehouden om klager uitleg te geven over de zittingsdatum.
4.7 Dat de advocaat-generaal op 25 oktober 2020 nog nadere stukken in het geding heeft gebracht heeft verweerder gemotiveerd betwist. Het valt verweerder dan ook niet te verwijten dat hij geen nadere stukken van de advocaat-generaal aan klager heeft toegestuurd.
4.8 Dat verweerder klager overigens onvoldoende heeft geïnformeerd over de voortgang van zijn zaak is niet gebleken.
4.9 De conclusie uit het voorgaande is dat ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond is.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 november 2022.

Griffier                                                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 21 november 2022