ECLI:NL:TADRARL:2022:339 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-566/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:339 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-10-2022 |
Datum publicatie: | 28-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-566/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 3 oktober 2022
in de zaak 22-566/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 12 juli 2022 met kenmerk Z 1559479, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 6 januari 2021 is klager aangezegd zijn woning binnen twee weken te ontruimen
en binnen twee dagen een bedrag van € 5.703,86 te voldoen. Voor die tijd zijn er verschillende
beschikkingen door de rechtbank gewezen met betrekking tot de huurachterstand.
1.2 In deze kwestie gaat het om de hoogte van de beslagvrije voet. Klager is het oneens
met de door GGN (een incassobureau en deurwaarderkantoor) vastgestelde beslagvrije
voet. In dat kader heeft klager verweerster benaderd.
1.3 Op 9 juli 2021 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd waarin zij de afspraken
die zij met klager maakte naar aanleiding van de intake heeft vastgelegd. In die e-mail
staat onder andere:
“U wenst de vordering alsmede het gelegde beslag aan te vechten, omdat u stelt niet te kunnen rondkomen van de beslagvrije voet. Om uw dossier te beoordelen en verder in behandeling te kunnen nemen ontvang ik graag de volgende stukken: (…)”
1.4 Op 21 juli 2021 heeft verweerster klager een e-mail gestuurd met in de bijlagen onder andere een opdrachtbevestiging en een factuur voor de eigen bijdrage. In de opdrachtbevestiging heeft zij onder meer opgenomen:
“Te verrichten werkzaamheden
Wij spraken af dat ik u zal bijstaan om de vordering alsmede het gelegde beslag aan te vechten. Tenslotte dank ik u voor het in mij gestelde vertrouwen. Ik kan niet garanderen dat ik het door u gewenste resultaat zal bereiken maar ik zal natuurlijk mijn uiterste inspanningen verrichten om tot een goed resultaat voor u te komen.”
1.5 Op 28 juli 2021 heeft verweerster klager per e-mail geïnformeerd over de haalbaarheid
van zijn zaak na bestudering van de stukken en overleg met de deurwaarder. Zij geeft
in die e-mail aan dat ze geen mogelijkheid ziet het vonnis aan te vechten en dat klager
de vordering dus moet voldoen, dat ze op dezelfde beslagvrije voet uitkomt als de
deurwaarder en de hardheidsclausule hem niet kan helpen. Ze geeft aan dat het enige
dat hem zou kunnen helpen is als er bewijs is – onderbouwd met documenten – dat hij
schulden heeft waar nog geen rekening mee is gehouden.
1.6 Op 13 augustus 2021 heeft klager verweerster een e-mail gestuurd waarin hij zijn
uitgaven/schulden opsomt.
1.7 Op 10 september 2021 heeft verweerster klager een brief gestuurd waarin zij aangeeft
dat ze zijn stukken heeft bestudeerd en opnieuw door de rekenmodule heeft gehaald
maar opnieuw uitkomt op hetzelfde bedrag als de deurwaarder. Ze geeft aan dat de deurwaarder
de juiste maatstaf heeft gehanteerd om tot de hoogte van de beslagvrije voet te komen.
1.8 Op 21 oktober 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door hem toe te zeggen dat
zij de kwestie tussen hem en GGN in orde zou maken maar dat er sinds juli geen voortgang
meer in het gebeuren zit.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht het volgende verweer gevoerd. Na het horen van
het verhaal van klager heeft zij hem toegezegd te willen bijstaan in de kwestie tegen
GGN, door, als zou blijken dat GGN een verkeerde berekening zou hebben gemaakt, ervoor
zorg te dragen dat de berekening opnieuw werd gedaan. Nadat de eigen bijdrage was
betaald, heeft zij stukken opgevraagd bij GGN en geconcludeerd dat GGN geen foute
berekening had gemaakt. Nadat zij klager aan de telefoon had gehad om dit te bespreken,
heeft ze hem aangegeven dat als het anders was hij met stukken ter onderbouwing moest
komen omdat de bewijslast bij klager lag. Pas op 13 augustus 2021 heeft klager nadere
stukken gestuurd die volgens hem tot een andere berekening zouden moeten leiden. Die
stukken heeft zij opnieuw bestudeerd en die stukken hebben niet tot een andere uitkomst
geleid. Dit heeft zij aan klager uitgelegd en daarbij ook vermeld dat hij een second
opinion kon vragen. Verweerster is van mening dat zij niet klachtwaardig heeft gehandeld.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die
de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met
de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan.
De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar
worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele
standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD
5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klager verwijt verweerster dat zij hem heeft toegezegd om de kwestie tussen hem en
GGN in orde zou maken, maar dat er geen voortgang is deze zaak zit. De voorzitter
overweegt hierover als volgt. In de opdrachtbevestiging van 21 juli 2021 heeft verweerster
aan klager geschreven dat zij niet kan garanderen dat zij het door klager gewenste
resultaat zal bereiken maar dat zij uiterste inspanningen zal verrichten om tot een
goed resultaat voor klager te komen. Vervolgens heeft verweerster bij e-mail van 28
juli 2021 en - na toezending van nadere stukken door klager - bij e-mail van 10 september
2021 gemotiveerd en tijdig aan klager laten weten dat zij geen mogelijkheid ziet om
het vonnis aan te vechten. De voorzitter is van oordeel dat op grond van deze stukken
niet is gebleken dat er door verweerster toezeggingen over te behalen resultaten zijn
gedaan. Dat blijkt ook niet uit de andere stukken in het klachtdossier. Dat betekent
dat het verwijt van klager niet is komen vast te staan. De klacht zal daarom kennelijk
ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 3 oktober 2022