ECLI:NL:TADRARL:2022:31 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-862/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:31
Datum uitspraak: 07-02-2022
Datum publicatie: 29-03-2022
Zaaknummer(s): 21-862/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klachten over onzorgvuldige communicatie,  tekortschieten bij de behandeling van de zaken van klager en onzorgvuldig handelen door verweerder doordat hij zich als advocaat heeft onttrokken. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2022
in de zaak 21-862/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 28 oktober 2021 met kenmerk Z 1269812 HH/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1. tot en met 7.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klager van mei 2019 en tot en met begin november 2020 bijgestaan in een aantal bestuursrechtelijke procedures tegen de gemeente. Verweerder heeft ten behoeve van de bijstand aan klager (in ieder geval) twintig toevoegingen aangevraagd.
1.2 Op 19 november 2019 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Inmiddels hebben wij ook de beslissing op bezwaar in de procedure tegen het besluit van mei 2019 mogen ontvangen.

Tegen het advies van de commissie in heeft het college toch gesloten uw bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Hoewel dat enigszins te verwachten was, spijt het mij u niet anders te kunnen berichten. Ik ga er vanuit dat u hiertegen in beroep wilt komen.”

1.3 Op 13 mei 2020 om heeft verweerder klager een verklaring toegestuurd die hij voor klager heeft opgesteld en die “ook [is] te gebruiken voor de nieuwe aanvraag”. 

1.4 Op 29 mei 2020 heeft verweerder klager op de hoogte gesteld van de ongegrondverklaring van een bezwaar. Verweerder heeft klager gewezen op de mogelijkheid van beroep. Klager heeft dezelfde dag gereageerd met, zakelijk weergegeven, een verzoek om telefonisch overleg. Bij e-mail van 4 juni 2020 heeft klager verweerder gevraagd wanneer hij kan bellen. Verweerder heeft vervolgens laten weten dat bij een dag later zal bellen, waarmee klager heeft ingestemd.
1.5 Op 16 juni 2020 heeft klager verweerder een e-mail gestuurd met vragen en suggesties ten aanzien van een aantal zaken. Op 17 juni 2020 heeft verweerder gereageerd en een voorstel gedaan voor drie zaken van klager. Verweerder heeft klager verder gevraagd om aanvullende gegevens te verstrekken. Klager heeft op 18 juni 2020 gereageerd. 
1.6 Op 7 juli 2020 om 13.36 uur heeft verweerder aan klager “een schrijven in uw procedure WMO” gestuurd met het verzoek daarop te reageren en akkoord te geven. Op 7 juli 2020 om 17.43 uur en om 19.15 uur heeft klager gereageerd.
1.7 Bij e-mail van 17 juli 2020 heeft een collega van verweerder aan klager laten weten dat verweerder door privéomstandigheden geen gehoor kan geven aan het verzoek om telefonisch contact en dat verweerder waarschijnlijk enkele dagen later contact zal opnemen. Op 23 juli 2020 heeft klager op de e-mail gereageerd.
1.8 Op 23 juli 2020 heeft verweerder klager een nota voor griffierechten gestuurd met de waarschuwing dat niet tijdige betaling kan leiden tot niet-ontvankelijkheid. Klager heeft op 27 juli 2020 op het bericht gereageerd.
1.9 Op 24 juli 2020 heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:

“Bijgaand treft u de stukken ter onderbouwing van het spoedeisend belang inzake de procedure participatiewet.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik de rest van uw mail niet goed begrijp. Voor zover u wilt dat een rechter uw zaak behandelt die niet eerder bij uw zaak is betrokken zie ik daartoe geen aanleiding. Ik dien ervan uit te gaan dat een betrokken rechter een zaak uit zijn functie onafhankelijk beoordeelt en zeker in een voorziening en de bijgesloten onderbouwing zie ik geen reden om uit te gaan van bevooroordeeld.

U geeft iets aan over bankafschriften van uw moeder. Ik verzoek u vriendelijk aan te geven in welke procedure deze betrokken dienen te worden naar uw mening, ik kon dat uit uw email niet opmaken. Het dossier inzake het lopende verzoekschrift heb ik u reeds gezonden.”

Klager heeft op 27 juli 2020 gereageerd en stukken gestuurd.
1.10 Op 28 juli 2020 heeft verweerder klager “het verweerschrift van de gemeente in uw procedure (participatiewet)” toegestuurd met het verzoek te reageren. Klager heeft dit op 29 juli 2020 gedaan.
1.11 Op 29 juli 2020 om 17.30 uur heeft verweerder aan klager geschreven dat hij er die dag niet aan toe is gekomen om te bellen en dat hij de volgende dag telefonisch contact zal opnemen. Klager heeft om 18.14 gereageerd.
1.12 Op 30 juli 2020 heeft verweerder klager “stukken van de gemeente” gestuurd. Klager heeft dezelfde dag gereageerd. Ook op 31 juli 2020 heeft klager op het bericht gereageerd.
1.13 Op 6 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van klager, bijgestaan door verweerder, om een voorlopige voorziening afgewezen.
1.14 Op 23 september 2020 om 17.04 uur heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:

“U heeft aangegeven dat u telefonisch contact wilt in uw procedure, helaas kom ik daar heden niet aan toe ik verwacht u morgenmiddag te kunnen bellen. U gaf aan vorige week 2 berichten te hebben verzonden maar ik kon slechts 1 kort bericht vinden waarop ik reeds heb gereageerd. Wellicht kunt u aangeven waar de spoed in is gelegen want dat begreep ik niet.

In mijn vorige bericht heb ik inderdaad per abuis geen nota bijgevoegd, mijn excuses daarvoor. U treft deze alsnog bijgaand: gezien de betaaltermijn heb ik deze reeds voor u voldaan.

Voor wat betreft uw procedures zijn er twee ingebrekestellingen verzonden. Kunt u aangeven in welke procedures er naar uw mening (nog meer) ingebrekestellingen dienen te worden verzonden? Graag ontvang ik de data van de bestreden besluiten als dat mogelijk is.”

Klager heeft dezelfde dag om 23.47 uur gereageerd.
1.15 Op 29 september 2020 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Vandaag heb ik gesproken met de heer [B....]. Er zou een afspraak zijn met de wijkcoach aanstaande woensdag, vooralsnog zou die doorgaan naar ik begrepen heb. Voor de laatste stand van zaken kunt u natuurlijk met hem contact opnemen.

Naar ik begrepen heb ik is er geen zorgovereenkomst, maar hoeft dit ook niet op voorhand. Pas na het gesprek hoeft u te oordelen of u dat wenst of niet.

Dit is wat ik uit het gesprek heb begrepen.”

1.16 Op 2 oktober 2020 heeft verweerder klager een uitnodiging voor “een zitting in uw procedure bij de rechtbank” toegestuurd met het verzoek deze aandachtig te bestuderen en, zakelijk weergegeven, om eventuele aanvullingen tijdig te melden.
1.17 Op 6 oktober 2020 heeft de rechtbank stukken aan verweerder gestuurd in een procedure van klager tegen de gemeente.
1.18 Op 7 oktober 2020 om 10.50 uur heeft verweerder klager een brief van de gemeente “in de aanhangig gemaakte procedure (verzoekschrift)” toegestuurd. Verweerder heeft daarbij meegedeeld dat de gemeente “is overgegaan tot verstrekken van voorschotten naar de toepasselijke norm” en dat volgens hem daarmee het spoedeisend belang van de namens klager ingestelde procedure is komen te vervallen. Verweerder stelt voor om het verzoekschrift in te trekken. Dezelfde dag om 11.02 uur heeft verweerder aan klager een brief van de rechtbank met daarbij een verweerschrift van de gemeente toegestuurd. Om 14.05 uur heeft verweerder klager de “onderbouwing van het spoedeisend belang inclusief een reactie op het verweer” gestuurd. Verweerder heeft daarbij gevraagd om een spoedig akkoord. Om 15.21 uur heeft klager gereageerd. Om 18.48 uur heeft verweerder klager “de bijlagen zoals verzonden aan de rechtbank” toegestuurd. Klager heeft om 19.14 uur gereageerd op het laatste bericht van verweerder.
1.19 Bij e-mail van 9 oktober 2020 heeft de broer van klager verweerder benaderd met vragen en opmerkingen over zaken die verweerder voor klager behandelt.
1.20 Bij e-mail van 14 oktober 2020 om 13.31 uur heeft verweerder aan klager laten weten dat twee zaken (***093 en ***479) waarschijnlijk op 5 november 2020 mondeling behandeld zullen worden. Dezelfde dag om 14.18 heeft klager gereageerd. Om 14.32 uur heeft verweerder als volgt gereageerd:

“In het kort: u stuurt mij bij herhaling allerlei zaken of berichten met meerdere vragen of opmerkingen. Ik kan daar niet steeds direct op reageren, daar moet u echt rekening mee houden. Vandaag heb ik helaas geen tijd om u te bellen.

Ik weet niet wat u bedoelt met een besluit van mevrouw L(…). Wat ik van u heb ontvangen is bijgevoegd schrijven van mevrouw L(…), is dat wat u bedoelt?”

Om 15.07 uur heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:

“Volgens mijn administratie zijn de onderstaande procedures momenteel nog lopend. Als er naar uw mening iets in het onderstaande overzicht ontbreekt, dan verneem ik dat gaarne van u.
• bezwaarprocedure tegen besluit 24-07-2020;
• bezwaarprocedure tegen besluit 07-07-2020 (WMO);
• bezwaarprocedure tegen besluit 02-06-2020;
• bezwaarprocedure tegen besluit 27-05-2020;
• beroepsprocedure tegen beslissing op bezwaar 25-05-2020;
• bezwaarprocedure tegen besluit 07-04-2020;
• bezwaarprocedure tegen besluit 10-02-2020;
• bezwaarprocedure tegen besluit 27-11-2019 (WMO);
• beroepsprocedure tegen beslissing op bezwaar 18-11-2019;
• hoger beroepsprocedure tegen uitspraak met kenmerk 18/1765;
• hoger beroepsprocedure tegen uitspraak met kenmerk 19/1320.”

Op 20 oktober 2020 heeft klager op het bericht gereageerd.
1.21 Op 16 oktober 2020 om 10.47 uur heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:

“De rechtbank heeft uitspraak gedaan in uw procedure (voorlopige voorziening). Aan u worden voorschotten verstrekt tot 6 weken na de beslissing op bezwaar in deze bezwaarprocedure, zoals ter zitting verzocht.

Helaas lukt het mij nog niet om de uitspraak bij te voegen, het bestand dat (digitaal) per fax is ontvangen bevat fouten en is niet om te zetten naar iets leesbaars. Ik hoop dat in de loop van de dag te verhelpen.”

Klager heeft om 20.14 uur gereageerd.
1.22 Op 21 oktober 2020 heeft verweerder klager een uitnodiging voor “de zittingen in uw procedure gestuurd”. Verder heeft hij een geluidsbestand van de hoorzitting toegestuurd en een “overzicht zoals ontvangen van de gemeente inzake de lopende bezwaarprocedures althans de daarbij behorende besluiten”. Klager heeft op 22 oktober gereageerd.
1.23 Op 25 oktober 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.24 Op 4 november 2020 om 13.55 uur heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:

“Bijgaand treft u correspondentie in uw lopende procedures. Kortheidshalve verwijs ik u naar bijgevoegd schrijven.

Daarnaast attendeer ik u erop dat de gemeente voornemens is op 18 november aanstaande uw hoorzittingen te houden in lopende bezwaarprocedures. Ik verzoek u hiermee te rekenen.”

1.25 Klager heeft op 5 november 2020 om 7.27 uur gereageerd en, zakelijk weergegeven, zijn ontevredenheid over de bijstand van verweerder uiteengezet. Klager heeft om 8.31 uur nog eens gereageerd op hetzelfde bericht van verweerder. Klager heeft toen onder (veel) meer geschreven:

“ik kom niet mocht u niet gaan dan verneem ik dit graag spoedig van u dan ga ik allen”.

Verweerder heeft vervolgens om 9.00 uur laten weten dat hij de zaken van klager die middag ter zitting zal behandelen, aangezien klager hem de keuze laat.
Om 12.38 uur heeft klager gereageerd en laten weten wat er volgens hem op de zitting moet gebeuren.
Op 10 november 2020 heeft klager nog eens gereageerd op dit bericht en onder meer geschreven dat hij op zoek gaat naar een andere advocaat.
1.26 Bij (aangetekend verzonden) brief van 9 november 2020 heeft verweerder aan klager geschreven:

“In reactie op de diverse door u toegezonden e-mails, bericht ik u hieronder als volgt.

Hoewel ik het bijzonder spijtig vind, kan ik niet anders dan naar aanleiding van uw e­mailcorrespondentie van afgelopen week concluderen dat er sprake is van een vertrouwensbreuk, hetgeen met zich meebrengt dat ik mij conform de geldende gedragsregels terugtrek als uw gemachtigde in alle lopende procedures. Dit komt mede omdat u in uw correspondentie letterlijk aangeeft dat u het gevoel heeft dat ik u tegenwerk en u zelf rechtstreeks het contact met verweerder wenst te voeren.

Uit uw e-mailcorrespondentie maak ik op dat u ontevreden bent over de dienstverlening van ons kantoor. U geeft een lijst aan zaken aan die ik zou weigeren uit te voeren. Reeds in een eerder bericht heeft u zich op een dergelijke wijze uitgelaten, waarop u van mij een reactie ontving. Ik heb hierover met u in contact willen treden, maar u geeft helaas aan dat u niet meer geappt wenst te worden, dat ik geen contact mag opnemen via de huistelefoon, dat u geen telefonisch contact meer wenst, althans u bent telefonisch in het geheel niet bereikbaar.

Ik heb reeds bij u aangegeven dat het voor mij onwerkbaar is om de diverse procedures louter via e-mail met u te bespreken, zeker nu er een niet aflatende hoeveelheid verzoeken door u wordt neergelegd waaruit vaak niet duidelijk op te maken is wat u per procedures - los van hetgeen reeds in de procedures naar voren is gebracht - wenst en of dat voor de betreffende zaak wel van belang is. U stuurt daarnaast bij herhaling vele verzoeken die reeds ingewilligd zijn (zoals bijvoorbeeld het opvragen van geluidsbestanden en het opstellen van een overzicht van de lopende zaken) en waarvan u reeds afschriften heeft ontvangen. Ook de meest recente uitspraak in een verzoekschrift is al aan u gezonden, desondanks blijft u aangeven dat ik dat niet gedaan zou hebben of zou weigeren. Er zit geen structuur in uw correspondentie, reden waarom ik regelmatig telefonisch contact met u heb opgenomen om duidelijk te kunnen krijgen wat u precies - los van de reeds ingediende stukken - aangevuld wenst te hebben. Ik heb u om die reden ook uitgenodigd bij ons op kantoor en ik heb herhaaldelijk gesprekken met u gevoerd, ook tijdens mijn weekenden en in mijn vakantie. Ik heb mijn uiterste best gedaan om uw belangen zo goed als mogelijk te behartigen, dat is ook de reden waarom ik gisteren alsnog ter zitting de beroepsprocedures voor u heb behandeld omdat ik het niet in uw belang achtte om op het laatste moment mij als uw gemachtigde terug te trekken, te meer nu ik reeds twee weken voor deze zitting niets van u heb vernomen. Ik heb meerdere procedures kosteloos voor u verricht door geen eigen bijdrage in rekening te brengen en diverse procedures succesvol voor u afgerond, dat de gemeente vervolgens anders beslist is iets waar ik geen controle over heb, doch wat u mij kennelijk wel verwijt. Ik kan gelet op de toonzetting in uw correspondentie en het feit dat u geen telefonisch contact meer wenst, helaas niet anders dan concluderen dat er een vertrouwensbreuk is, waardoor ik mij - als gezegd - genoodzaakt zie om mij terug te trekken als uw gemachtigde.

Ik zal de diverse instanties (verweerder, de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep) hiervan op de hoogte stellen en hen erop wijzen dat zij vanaf heden rechtstreeks contact met u kunnen opnemen. Als u een nieuwe gemachtigde heeft, dan kan deze uiteraard conform de gebruikelijke gang van zaken contact met mij opnemen voor het overnemen van de lopende dossiers. Voor nu zal ik overgaan tot sluiting van uw dossiers. (…)”

1.27 Op 16 november 2020 heeft verweerder nogmaals zijn “eerdere schrijven” aan klager gestuurd, omdat een eerdere aangetekende brief retour was gekomen.
1.28 Op 17 november 2020 om 15.02 uur heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:

“Ik heb de betrokken partijen laten weten dat ik niet meer voor u optreedt en verzocht correspondentie rechtstreeks aan uw adres te zenden. Dat geldt ook voor de rechtbank en centrale raad van beroep.

Graag verneem ik hoe u de stukken wenst te ontvangen. Van de gemeente heb ik begrepen dat de dossiers in de lopende bezwaarzaken aan u zijn verzonden.”

Klager heeft om 16.01 uur gereageerd en onder meer laten weten dat hij zijn dossiers wil komen halen bij verweerder.
1.29 Bij e-mail van 20 november 2020 om 16.46 uur heeft verweerder aan klager geschreven dat hij dossierstukken zal printen en aan klager sturen, maar dat dat door de noodzaak om stukken te printen in combinatie met een kantoorverhuizing wat langer kan duren. Verweerder heeft verder geschreven:

“De gemachtigde van de gemeente heeft mij gebeld na een gesprek met u waarin u (zelf) heeft aangegeven dat u de zaken verder behandelt om te vragen of dat inderdaad het geval is. Ik heb dat bevestigd. Zoals aangegeven heb ik ook de rechtbank en de centrale raad van beroep geïnformeerd en hen verzocht nadere correspondentie - waaronder de te verwachten uitspraken in beroep - rechtstreeks aan u te zenden. Daarbij heb ik uw adres opgegeven. Bij toezending van een uitspraak etc ontvang ik dus niets meer, althans als de terugtrekking juist wordt verwerkt.”

Klager heeft dezelfde dag om 17.59 uur gereageerd.
1.30 Bij brief van 23 november 2020 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Bijgaand treft u de meest actuele stukken in uw procedure, waaronder deze in de lopende bezwaarzaken. Deze zijn gedateerd 04 november 2020 maar echter pas later ontvangen. De gemachtigde van het college heeft aangegeven dat deze stukken tevens rechtstreeks aan u zouden worden verzonden en dat de hoorzitting(en) die eerder zijn gepland zijn verdaagd. Verder treft u de beroepschriften in de lopende zaken bij de rechtbank (…), voor de verhandelingen ter zitting kunt u een afschrift vragen van het proces-verbaal bij de betreffende rechtbank. In beide procedures is bij de rechtbank aangegeven dat ik niet meer als gemachtigde voor u optreedt, onder het verzoek nadere correspondentie rechtstreeks aan u te zenden.”

1.31 Bij e-mail van 23 november 2020 om 10.05 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:

“Heden zend ik u de eerste stukken per aangetekende post toe. Naar alle waarschijnlijkheid worden die stukken morgen bij u bezorgd. Bij deze stukken treft u tevens de door de Raad voor Rechtsbijstand verstrekte toevoegingen (die u ook reeds eerder per post heeft ontvangen van de Raad) en de beroepschriften van de laatste zittingen bij de rechtbank (…).”

Klager heeft om 12.17 uur laten weten dat hij de stukken zal komen halen.
1.32 Bij e-mail van 25 november 2020 heeft verweerder afschriften van 20 toevoegingen aan klager toegezonden. Deze stukken vormen onderdeel van het klachtdossier.
1.33 Op 10 december 2020 heeft verweerder “de stukken in uw procedures welke ter zitting zijn behandeld d.d. 05 november 2020” aan klager toegezonden.
1.34 Op 7 december 2020 is verweerder door de deken geïnformeerd over de klacht die klager op 25 oktober 2020 tegen hem heeft ingediend.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder is onzorgvuldig met de zaken van klager omgegaan.
b) Verweerder heeft geen stukken aan klager ter beschikking gesteld nadat hij zich als gemachtigde had teruggetrokken.
c) Verweerder heeft een toevoeging aangevraagd voor een zaak die hij niet in behandeling heeft genomen.
2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd dat hierna, voor zover van belang, zal worden besproken.

4 BEOORDELING
Preliminaire overwegingen
4.1 Voorop staat dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat een ruime mate van vrijheid heeft als het gaat om de aanpak of strategie in een zaak. De advocaat bepaalt op welke wijze de belangen van de cliënt het beste kunnen worden gediend en draagt daarvoor de volledige verantwoordelijkheid. De voorzitter zal de klachten van klager met inachtneming van dit criterium beoordelen.
4.2 De voorzitter stelt verder vast dat de berichten van klager, zowel aan verweerder in verband met de geschillen met de gemeente als aan de deken in verband met de klacht, lastig te begrijpen zijn. Het klachtdossier bevat veel e-mails van klager, grotendeels reacties op e-mails van verweerder. Deze e-mails zijn (inhoudelijk) niet telkens een ondubbelzinnige reactie op de e-mail van verweerder en zijn reeds daardoor onduidelijk. In zijn e-mails stelt klager allerlei vragen, hij doet voorstellen en hij verstrekt documenten. Veelal ontbreekt echter de feitelijke context. Dat laatste, in combinatie met gebrekkige grammatica en gebrekkige interpunctie, draagt eraan bij dat de berichten van klager moeilijk te volgen zijn. Dit is ook de reden dat de berichten van klager slechts in beperkte mate zijn opgenomen onder de feiten.
4.3 In zijn klacht maakt klager bovendien geen onderscheid tussen de diverse door verweerder behandelde zaken. Evenmin maakt klager een duidelijk onderscheid tussen verwijten aan (diensten en medewerkers van) de gemeente en verwijten aan verweerder. Indien en voor zover klager in zijn berichten van 25 oktober 2020 (klachtformulier), 25 november 2020 (brief), 30 november 2020 (e-mails van 16.52 uur, 16.55 uur 19.42 uur, 19.43 uur en 19.44 uur), 12 januari 2021 heeft bedoeld ook nog andere klachten te vervatten dan hiervoor genoemd en hierna beoordeeld, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om de klachten telkens duidelijk te formuleren. De voorzitter voegt nog toe dat de deken ook een bericht van 2 december 2020 noemt, maar dat stuk heeft de voorzitter in het klachtdossier niet aangetroffen.
4.4 Voordat de klacht inhoudelijk beoordeeld kan worden moet nog het verweer dat klager in de klacht niet-ontvankelijk is op de grond dat het kantoor van verweerder is aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur worden besproken. De voorzitter overweegt dat de Advocatenwet geen sanctie stelt op het niet inschakelen van de geschillencommissie en dat betekent dat het ontvankelijkheidsverweer niet slaagt.
Klachtonderdeel a)
4.5 Uit de klacht blijkt dat klager ontevreden is over de communicatie van verweerder over zijn zaken en over de wijze waarop verweerder de zaken heeft behandeld. De voorzitter begrijpt dat klager stelt dat verweerder jegens hem is tekortgeschoten in de behandeling van zijn zaken en dat klager daardoor schade heeft geleden.
4.6 Verweerder heeft aangevoerd dat hij veel heeft gedaan voor klager. Hij heeft met klager besprekingen gevoerd, processtukken (pro forma’s, gronden en aanvullingen) ingediend, verweerder is naar (hoor)zittingen geweest waarbij klager zelf vaak niet aanwezig was, hij heeft veelvuldig per e-mail en zeer regelmatig telefonisch contact met klager gehad, ook regelmatig in de weekenden en zelfs tijdens een vakantie. Klager is volgens verweerder ook in meerdere procedures in het gelijk gesteld. Bij één zitting is verweerder niet aanwezig geweest; klager was achter met betaling van griffierechten en verweerder had zijn werkzaamheden opgeschort. Klager was daarvan op de hoogte. Verweerder heeft verder aangevoerd dat hij slechts zeven eigen bijdragen bij klager in rekening heeft gebracht. Verweerder heeft weersproken dat hij heeft samengewerkt met de wederpartij van de klager en dat hij na het staken van zijn werkzaamheden voor klager contact heeft gehad met de wederpartij. Volgens verweerder zijn de kwesties tussen klager en de gemeente inhoudelijk tamelijk complex en deed zich de situatie voor dat klager in een bezwaarprocedure door de bezwaarcommissie in het gelijk werd gesteld maar dat uiteindelijk toch in zijn nadeel is beslist.
4.7 Volgens verweerder was de communicatie met klager moeizaam. Het bestuursrechtelijke proces was lastig aan klager uit te leggen. Klager kwam met volgens verweerder irrelevante informatie en stukken die hij in procedures wenste te overleggen. Klager kwam ook (te) laat met aanvullende stukken, hoewel hij op de hoogte was van de geldende termijnen. Daarnaast wees klager op enig moment telefonisch contact en contact via WhatsApp af. Op 5 november 2020 liet klager weten dat hij geen vertrouwen meer had in verweerder. Verweerder heeft de zitting van die dag nog bijgewoond, maar heeft zich vervolgens als advocaat onttrokken.
4.8 De voorzitter heeft hiervoor al vastgesteld dat de berichten van klager lastig te begrijpen zijn. Dit neemt niet weg dat uit de berichten die klager vanaf juli 2020 naar verweerder heeft verstuurd lijkt te volgen dat klager niet goed begrijpt wat er gebeurt. De voorzitter ziet dat uit de berichten van klager aanvankelijk onbegrip en onvrede spreekt over de gang van zaken op verschillende fronten met de gemeente. Het onbegrip lijkt zich gaandeweg te ontwikkelen tot boosheid die zich (ook) op verweerder richt. De voorzitter is echter van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten. Uit de feiten blijkt dat verweerder klager regelmatig op de hoogte stelde van de stand van zaken in lopende procedures. Volgens de onweersproken verklaring van verweerder is een aantal procedures voor klager succesvol afgerond. De omstandigheid dat andere procedures voor klager teleurstellend zijn afgelopen betekent op zichzelf niet dat de bijstand van verweerder ontoereikend was. Voor zover klager stelt dat het aan verweerder te wijten is dat procedures niet succesvol waren heeft hij dit onvoldoende feitelijk onderbouwd. De voorzitter heeft er op grond van de feiten en de onweersproken stelling van verweerder dat hij klager ook regelmatig (telefonisch) sprak geen grond om aan te nemen dat verweerder klager onvoldoende heeft meegenomen in de loop van de diverse procedures. De voorzitter kan niet vaststellen dat de omstandigheid dat klager niet goed begreep wat er gaande is te wijten is aan ontoereikende inzet van verweerder. De voorzitter kom daarom tot het oordeel dat klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel b)
4.9 Uit de klacht blijkt dat klager verweerder verwijt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld nadat hij zich als advocaat heeft onttrokken.
4.10 De voorzitter stelt op grond van de feiten vast dat verweerder zich, nadat hij zich heeft onttrokken, heeft ingespannen om klager van de gevolgen op de hoogte te stellen en om klager op korte termijn te voorzien van zijn dossiers. Klager heeft klachtonderdeel b onvoldoende feitelijk onderbouwd en het klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.11 Volgens klager heeft de gemeente twee beschikkingen gewezen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Tegen de beschikkingen is bezwaar ingesteld, maar deze zijn nog niet behandeld. Verweerder had, zo begrijpt de voorzitter de stelling van klager, een ingebrekestelling naar de gemeente moeten sturen. Dit heeft verweerder niet gedaan. Verweerder heeft voor deze kwesties echter wel (een) toevoeging(en) aangevraagd.
4.12 Verweerder heeft dit alles weersproken. Volgens verweerder heeft hij van klager niet de opdracht gekregen om bezwaar in te stellen tegen een terugvorderingsbesluit van 12 februari 2020. Hij heeft dat ook niet op eigen initiatief gedaan en er is in dit verband ook geen toevoeging aangevraagd.
4.13 In het licht van het verweer heeft klager dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd en klachtonderdeel c is daarom kennelijk ongegrond.
4.14 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j  Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Bakker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2022.

Griffier                                                                Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. N. Bakker
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)


Verzonden d.d. 7 februari 2022