ECLI:NL:TADRARL:2022:307 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-234/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:307
Datum uitspraak: 12-09-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Zaaknummer(s): 22-234/AL/MN
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht tegen een klachtfunctionaris kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2022
in de zaak 22-234/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 17 maart 2022 met kenmerk Z1449393/BD/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 8 april 2021 heeft klager een klacht ingediend tegen zijn advocaat, mr. P. B (toenmalig kantoorgenoot van verweerder). Op 9 april 2021 heeft verweerder aan klager een bevestiging gestuurd dat hij als klachtenbehandelaar de klacht tegen mr. B heeft ontvangen. Daarnaast verzoekt hij in die e-mail klager om zijn klacht beter uit te leggen.
1.2 Op 9 april 2021 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder met een toelichting.
1.3 Op 18 mei 2021 heeft klager verweerder een e-mail gestuurd waarin hij vraagt hoe het met het onderzoek tegen mr. B gaat. In die e-mail schrijft klager het volgende:

“(…) Ik wil graag weten bent u klaar met je onderzoek van P B? Want ik wil een klacht schrijven tegen hem bij de order van advocaten, en hij heeft voor tweede keer van mij een kans gehad te zijne werk goed doen maar hij gaat gewoon door met zijn oude plan geld te krijgen van de klant en samen werken met de tegen partij, hij is een oplichter en nog erger hij is een advocaat. (…)”

1.4 Op 18 mei 2021 heeft verweerder de e-mail van klager van 18 mei 2021 doorgestuurd aan mr. P. B.
1.5 Op 18 mei 2021 heeft verweerder een e-mail van mr. B ontvangen dat klager al bericht zou hebben ontvangen van hem. Mr. B heeft in die e-mail ook aangegeven dat klager naar een ander mag.
1.6 Op 19 mei 2021 heeft mr. B aan klager en aansluitend aan verweerder een e-mail gestuurd waarin hij schrijft dat hij in de berichten van klager geen aanleiding ziet om alsnog zijn opdracht uit te voeren, zeker niet gelet op de intonatie van de reactie.
1.7 Op 19 mei 2021 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“(…) Kortom mijn conclusie is dat mr. B en u beslist niet bij elkaar passen en dat zijn beslissing om u te verwijzen naar een andere advocaat de juiste is en dat hij zelfs de eigen bijdrage terug stort hetgeen niet hoeft ter voorkoming dat u straks nog een keer dubbel moet betalen. Mocht u toch uw klacht willen voortzetten dan wil ik die best verder beoordelen maar dan wil een duidelijke klacht waar ik wat mee kan en geen opmerkingen als “hij heeft iets gedaan wat niet mag en waarschuwingen gekregen” want daar doe ik niets mee.”

1.8 Op 20 mei 2021 heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:

“Ik heb een gevoel u wil uw collega beschermen maar uw collega P B is een leugenaar en oplichter. Dus als voor een oplichter gaat bescherming maken u hoort ook bij hem. Op donderdag 8 april 2021 u heeft doorgegeven dat mijn klacht is binnen en ik begrijp dat dhr B zijn werk niet goed heeft gedaan. (…) Jij gaat lekker dom spelen, precies de verhaal van P B, dus jullie passen goed bij elkaar. In ene kant politiek vriend met de gemeente Harderwijk: grote baas voor jullie en de andere kant jullie hebben vergunning voor grote baas de mensen op te lichten. En nu ik begrijp jullie zijn een team oplichter, jullie willen mijn geld terugbetalen en proberen het goed te maken. (…) Hoe ga jij hem beschermen mijnheer den B Jij ben zelf onder de vraag gekomen. De manier jij wil jou collega redden jij krijgt zelf ook probleem omdat jij ook zelf gaat liegen en jij weet precies wat er aan de hand is, dat er een politiek vriend is tussen jullie en de gemeente en jij wil elke keer dom spelen dat je niet weet wat er aan de hand is. (…) Ik geef jullie alleen maar vandaag tijd te mijn klacht tegen mijnheer B afronden. Als vandaag ik heb die brief niet dan ga ik direct naar orde van advocaten en ik heb een klacht voor jullie allebei: als vriendenpolitiek en oplichter en met tegenpartij meewerken. (…) Maar helaas dat is niet gelukt voor jullie. En ik heb jullie in die tijd leren kennen wat voor oplichter jullie zijn.”

1.9 Op 20 mei 2021 heeft verweerder gereageerd op de e-mail van klager en klager het volgende laten weten:

(…)” Ik laat mij niet voor oplichter en leugenaar uitmaken. U bent thans over de grens gegaan over hoe u normaal met mij gesprek kunt gaan. Desalniettemin ben ik bereid om u uit te nodigen voor een gesprek in het bijzijn van mr B zodat u misschien ter plekke en met het dossier, aan mij kunt duidelijk maken wat de klachten nu zijn.” (…)

1.10 Op 20 mei 2021 heeft klager wederom een e-mail aan verweerder gestuurd.
1.11 Op 20 mei 2021 heeft verweerder een e-mail aan klager gestuurd, waarin verweerder onder andere schrijft:

“(…) Nogmaals verzoek ik u mij door te geven wanneer u niet kunt en anders prikken wij een datum en als u dan niet kunt is het jammer en krijgt van mij geen gelegenheid meer om mondeling e.e.a. toe te lichten en mogelijk met mr B uit te praten. En nogmaals ik ben niet gediend van de toonzetting die u gebruikt jegens mij en mr B”

1.12 Op 20 mei 2021 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager en hem daarin uitgenodigd voor een gesprek op 9 juni 2021.
1.13 Op 20 mei 2021 heeft klager een e-mail aan verweerder gestuurd waarin hij de afspraak bevestigt.
1.14 Op 26 mei 2021 om 13:01 uur heeft verweerder aan klager een e-mail gestuurd waarin hij te kennen geeft dat de afspraak van 9 juni 2021 niet kan doorgaan omdat hij op die dag een zitting heeft bij de rechtbank en dat er een nieuwe datum voor het overleg volgt.
1.15 Op 26 mei 2021 om 13:33 uur heeft klager aan verweerder een e-mail gestuurd waarin hij schrijft:

“We hebben een afspraak om 8 juni niet in 9 juni dus het is niet te maken met ons afspraak, als u durf niet met mij personeel een afspraak maken u kunt nog via de Skype een gesprek te hebben, ik geloof hele verhaal niet, willen jullie weer de verhalen maken is dat niet genoeg geweest?”

1.16 Op 26 mei 2021 om 13:39 uur heeft verweerder klager een e-mail gestuurd, waarin hij onder meer schrijft:

“Ik had gehoopt met u normaal te communiceren om deze zaak te bespreken maar iedere keer is uw toonzetting heel vijandig. Ik stop er dus mee als klachtenbehandelaar.”

1.17 Op 27 mei 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zijn afspraken niet na te komen. Klager is van mening dat verweerder zijn afspraak met hem niet na is gekomen nu verweerder klager heeft uitgenodigd voor een bespreking op 9 juni 2021 en verweerder deze afspraak heeft afgezegd;
b) hem "niet netjes" te noemen en om die reden geen afspraak met hem te willen.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, voor zover relevant, op dat verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De raad stelt vast dat verweerder in deze zaak niet is opgetreden als de belangenbehartiger van klager, maar dat klager zich tot verweerder heeft gewend als klachtenfunctionaris van mr. B, de advocaat die de zaak van klager heeft behandeld. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijft het advocatentuchtrecht gelden ook voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.2 De raad zal de vraag moeten beantwoorden of de gedragingen van verweerder bij de vervulling van zijn taak als klachtenfunctionaris zodanig ernstig zijn, dat sprake is van een schending van het vertrouwen in de advocatuur.
Klachtonderdeel a)
4.3 Met betrekking tot dit klachtonderdeel stelt de voorzitter vast dat verweerder (voor de eerste keer) een afspraak met klager heeft afgezegd omdat hij op diezelfde dag een zitting bij de rechtbank had. De voorzitter acht het begrijpelijk dat verweerder om die reden het gesprek met klager heeft willen verplaatsen en hij heeft dat op een correcte wijze aan klager gecommuniceerd. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is om die reden geen sprake. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.4 Klager verwijt verweerder dat hij hem ‘niet netjes’  heeft genoemd. Klager heeft niet vermeld in welke e-mail of in welk gesprek verweerder hem zo heeft genoemd. Wel blijkt uit de hierboven genoemde e-mailcorrespondentie dat verweerder – uiteindelijk – de zaak van klager als klachtfunctionaris niet meer wil behandelen vanwege de inhoud van de e-mailberichten van klager. De voorzitter constateert dat klager in zijn e-mails verweerder meermaals heeft uitgemaakt voor – onder meer – oplichter en leugenaar. Verweerder heeft klager meermalen (tevergeefs) laten weten dat hij daarvan niet gediend is. Uiteindelijk heeft verweerder aan klager gemaild dat hij door de vijandige toon van de e-mails van klager niet meer als klachtenfunctionaris wil optreden. Gelet op de inhoud van de berichten, met name de daarin door klager geuite beschuldigingen aan het adres van verweerder die enige onderbouwing missen, stond het verweerder naar het oordeel van de voorzitter vrij om dat te doen. Dit handelen van verweerder levert geen schending van het vertrouwen in de advocatuur op. Gelet op het voorgaande wordt ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaard. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 september 2022.

Griffier                                                    Voorzitter

Verzonden d.d. 12 september 2022