ECLI:NL:TADRARL:2022:29 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-049/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:29 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2022 |
Datum publicatie: | 21-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-049/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. Verweerster mocht erop vertrouwen dat haar collega (21-050), voor wie zij de zitting waarnam, voldoende onderzoek naar de wilsbekwaamheid van de cliënte had gedaan en had op dat moment daaraan ook niet hoeven te twijfelen. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 februari
2022
in de zaak 21-049/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 19 april 2021 op de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 mei 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 18 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 20/68 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 19 april 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel
a) en de overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is
op 19 april 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 17 mei 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 29 november 2021. Het verzet
van klager in klachtzaak 21-050/AL/GLD tegen een andere verweerster is vanwege de
samenhang gevoegd op deze zitting behandeld. Op de zitting waren klager en verweerster
aanwezig, alsmede verweerster in de gevoegde klachtzaak.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) ten onrechte heeft de voorzitter het belang van klager om tegen verweerster te
klagen in twijfel getrokken en klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in klachtonderdeel
a). Dit terwijl klager als jarenlange mantelzorger nauw betrokken is geweest én is,
bij zijn moeder en bij de klacht een eigen (emotioneel) belang heeft;
b) ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat verweerster aan zijn wilsonbekwame
moeder rechtsbijstand mocht verlenen en zich daarbij achter de onjuiste inschatting
van verweerster in de andere klachtzaak over de vermeende wilsbekwaamheid mocht verschuilen.
Verweerster had gezien de omstandigheden - dat zijn moeder in een verpleeghuis woonde
met zorgindicatie ZZP5 en naar de zitting kwam met de eerder nadrukkelijk door zijn
moeder in haar levenstestament uitgesloten dochter - aan de wilsbekwaamheid van zijn
moeder moeten twijfelen. Op basis van een eigen nader onderzoek had verweerster zijn
moeder nooit op de zitting mogen bijstaan.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft
de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk
ongegrond bevonden. Naar het oordeel van de raad mocht verweerster, die als waarnemer
van de hoofdbehandelaar van de zaak - verweerster in de andere klachtzaak - alleen
tijdens de zitting optrad, afgaan op haar eigen bevindingen over de wilsbekwaamheid
van de cliënte en ook op de daarover van haar collega verkregen informatie zonder
nader onderzoek.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. S.H.G. Swennen, P. Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022.
Griffier Voorzitter
Veronden d.d. 14 februari 2022