ECLI:NL:TADRARL:2022:280 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-272/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:280 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-08-2022 |
Datum publicatie: | 08-11-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-272/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 augustus 2022
in de zaak 22-272/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 31 maart 2022 met kenmerk 1643842, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 30 mei 2022 te 20:55 uur.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn inmiddels ex-vrouw waren getrouwd in algehele gemeenschap van goederen.
In de echtscheidingsprocedure staat verweerster de ex-vrouw van klager bij. Klager
werd eerder bijgestaan door onder meer mr. J. te Amsterdam.
1.2 In het geding is onder meer de verdeling van de woning en de eigendomsverhoudingen
van onder meer de Besloten Vennootschap 'Kleine Beer', een kinderdagverblijf dat de ex-vrouw met haar compagnon runt.
1.3 Bij beschikking van 18 februari 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de ex-vrouw
uitsluitend gerechtigd is tot gebruik van de echtelijke woning. Na een tussenbeschikking
van 25 augustus 2021 heeft de rechtbank bij beschikking van 31 januari 2022 de verdeling
van de ontbonden huwelijksgemeenschap vastgesteld en bepaald dat de ex vrouw per maand
dient bij te dragen aan levensonderhoud van klager.
1.4 Op 15 december 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 Klager beklaagt zich er over dat verweerster de ‘procesdynamiek heeft gefrustreerd’, doordat zij zich schuldig heeft gemaakt aan leugens, bedrog en meineed. Verweerster
zou tegenover de rechtbank een misleidend beeld hebben geschetst en een valse boekhouding
hebben opgevoerd. Ook zou verweerster ten onrechte persoonlijk stukken van klager
in de procedure hebben gebracht.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Verweerster
heeft aangevoerd dat de klacht onduidelijk en onsamenhangend is. Verweerster heeft
ontkend en betwist wat klager heeft gesteld. Verweerster heeft ontkend dat zij de
procesdynamiek door onjuistheden en ongerijmdheden heeft gefrustreerd dan wel dat
zij meineed heeft gepleegd.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van
de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van
Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van
zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt.
Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat
a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij
weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c)
(anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt
gediend. Het optreden van verweerster dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld
te worden.
4.2 Op basis van de klachtbrief is het de voorzitter niet duidelijk geworden wat klager
verweerster precies (concreet) verwijt. Bij de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter
uit van de weergave van de klacht in de aanbiedingsbrief van de deken. In de aanbiedingsbrief
is de klacht - kort gezegd - weergegeven als ‘het frustreren van de procesdynamiek, doordat verweerster zich schuldig heeft gemaakt
aan leugens, bedrog en meineed’. De voorzitter is van oordeel dat op grond van wat klager heeft aangevoerd en aan
stukken heeft overgelegd, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster,
niet vast is komen te staan dat verweerster zich hieraan schuldig heeft gemaakt, dan
wel op een andere wijze de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij
toekomende (grote) vrijheid heeft overschreden. Dat betekent dat de klacht kennelijk
ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 29 augustus 2022