ECLI:NL:TADRARL:2022:269 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-559/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:269 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-10-2022 |
Datum publicatie: | 07-11-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-559/AL/MN |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over privégedraging van verweerder kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij om aangifte tegen klager te doen van stalking. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 oktober 2022
in de zaak 22-559/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 8 juli 2022 met kenmerk Z 1946496/FB/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager aan de raad van 8 juli 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klager in 2020 en 2021 bijgestaan in een hoger beroepsprocedure.
1.2 In mei 2022 heeft verweerder aangifte tegen klager gedaan van stalking.
1.3 Op 26 mei 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
Klager heeft eerder, op 25 november 2021 en 25 maart 2022 bij de deken een klacht
ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door aangifte tegen klager
te doen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het verwijt dat klager verweerder maakt ziet op een privégedraging van verweerder.
Verweerder stond klager op het moment van het doen van de aangifte immers niet meer
bij als advocaat. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde
tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig.
Dat tuchtrecht beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Artikel 46
houdt mede in een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid voor ‘handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt’. Onder dergelijk handelen of nalaten kunnen ook privégedragingen van de advocaat
vallen indien tussen die gedragingen en de praktijkuitoefening voldoende verband bestaat,
en bij gebreke van zodanig verband, indien het gaat om gedragingen die voor de advocaat
in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht
en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat in dit geval sprake is van een voldoende verband
met de praktijkuitoefening. Klager is immers een voormalig cliënt van verweerder en
de stalking waarvan verweerder aangifte heeft gedaan bestaat eruit, zo begrijpt de
voorzitter, dat klager in het kader van de eerder over verweerder ingediende klachten
processtukken in cc aan verweerder heeft gestuurd. Het advocatentuchtrecht is dan
ook van toepassing op de klacht van klager.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat het verweerder niet tuchtrechtelijk valt te verwijten
dat hij aangifte tegen klager heeft gedaan. Verweerder meende kennelijk dat hij door
klager lastig gevallen werd waardoor hij zich niet meer veilig voelde. Het staat een
ieder – ook een advocaat – vrij om aangifte bij te politie te doen op het moment dat
die persoon zich bedreigd voelt. Of die gevoelens gegrond zijn, is aan de politie
en het OM, en zo nodig de rechter om te beoordelen.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel
46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2022.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 10 oktober 2022