ECLI:NL:TADRARL:2022:266 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-823/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:266
Datum uitspraak: 31-10-2022
Datum publicatie: 07-11-2022
Zaaknummer(s): 21-823/AL/MN
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2022
in de zaak 21-823/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 december 2021 op de klacht van:

klaagster
over
verweerder
gemachtigde: mr. T. B

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 maart 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 13 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1356714/BD/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 13 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 13 december 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Bij brief van 10 januari 2022 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 12 januari 2022 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 Klaagster heeft in verzet, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de klacht niet-ontvankelijk is. De voorzitter heeft met het oordeel miskend dat verweerder nadeel heeft toegebracht aan klaagster.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. In aanvulling daarop voegt de raad nog het volgende toe.
3.2 Bij brief van 22 augustus 2017 heeft verweerder de opdracht van klaagster schriftelijk bevestigd. Verweerder heeft in de opdrachtbevestiging geschreven dat een inschatting van de totale kosten in de zaak op dat moment nog niet te maken is. Verweerder heeft klaagster een voorschotnota gestuurd waarin vijf uren werk in rekening zijn gebracht.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden van verzet niet slagen. Op de zitting heeft de raad een aantal malen aan klaagster gevraagd waarom het meer dan drie jaar heeft geduurd voordat zij de klacht tegen verweerder heeft ingediend. Ook is gevraagd waarom klaagster niet tegelijk met een aansprakelijkstelling een klacht tegen verweerder heeft ingediend. Klaagster heeft de vragen niet, althans niet ondubbelzinnig, beantwoord. De raad heeft daarom geen grond om aan te nemen dat de voorzitter bij de beoordeling een onjuiste maatstaf heeft toegepast of onvoldoende rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en K.H. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.

Griffier                                                         Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. A. Tijs
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 
Verzonden d.d. 31 oktober 2022