ECLI:NL:TADRARL:2022:262 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-610/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:262 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-10-2022 |
Datum publicatie: | 04-11-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-610/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 24 oktober
2022
in de zaak 21-610/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 oktober 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 16 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1272566 van de deken
ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 augustus 2022. Daarbij
waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mails met bijlagen van verweerster van 1 februari 2022 en 10 augustus 2022
en de e mail met bijlagen van klager van 3 februari 2022.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure.
Verweerster heeft de ex-partner bijgestaan.
2.2 In november 2019 heeft verweerster, namens de ex-partner, het verzoekschrift echtscheiding
bij de rechtbank ingediend. Als bijlage bij het verzoekschrift is onder meer gevoegd
een taxatierapport van de woning in A van 24 september 2019. De bijlagen zijn niet
(fysiek) bij het taxatierapport gevoegd.
2.3 Bij e-mail van 11 maart 2020 heeft klagers advocaat aan verweerster om het volledige
taxatierapport van de woning in A gevraagd.
2.4 Verweerster heeft diezelfde dag aan klagers advocaat laten weten dat de bijlagen
bij het taxatierapport alleen via een site bij het NWWI zijn te downloaden en heeft
gevraagd of klager de (21) bijlagen al heeft of dat verweerster bepaalde bijlagen
bij haar cliënte moet opvragen.
2.5 Op 3 juni 2020 is het huwelijk van klager en de ex-partner ontbonden door inschrijving
van de echtscheidingsbeschikking van 26 februari 2020 in de registers van de burgerlijke
stand.
2.6 Bij brief van 26 augustus 2020 heeft de advocaat van klager aan de rechtbank onder
meer geschreven:
“5. Partijen zijn het niet eens geworden over de waarde van de woning gelegen aan het [straat]. De vrouw heeft de woning laten taxeren. De getaxeerde waarde is EUR 1.100.000,00. De taxateur gaat hierbij vanuit dat de herstelkosten van de fundering EUR 140.000,00 bedragen.
6. De man heeft eveneens de woning laten taxeren. (…) De taxateur komt uit op een marktwaarde van EUR 1.335.000,00 (…). De taxateur heeft bij de waardering rekening gehouden met het feit dat de fundering hersteld zou moeten worden. Het aandeel van de man en de vrouw in de kosten van het funderingsherstel is geschat op EUR 70.000,00 (…)
15. De vrouw stelt dat de woning een waarde vertegenwoordigd van EUR 619.000,-. Ten aanzien van de door de vrouw uitgevoerde taxatie verwijst de man naar hetgeen hij hierover in zijn verweerschrift onder punt 30 reeds heeft gesteld. [Naam] mag als makelaar een dergelijk object niet taxeren. Deswegen heeft een dergelijk prijsadvies geen waarde en kan het niet als onderbouwing gebruikt worden. De man betwist uitdrukkelijk de door de vrouw gestelde waarde.”
2.7 Op 7 september 2020 heeft verweerster het taxatierapport van 24 september 2019,
inclusief bijlagen, aan de advocaat van klager gemaild.
2.8 Op 24 september 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de rechtbank
over de verdeling van de echtelijke boedel.
2.9 Op 12 oktober 2020 heeft de advocaat van klager in een brief aan de rechtbank
onder meer het volgende geschreven:
Cliënt heeft na inhoudelijke behandeling (…) kennis genomen van bijgevoegd schrijven van de onderbuurvrouw (productie 19). (…) Uit het schrijven van de onderbuurvrouw blijkt dat in de VVE al discussie bestond over de omvang van het funderingsherstel. Naar mening van de man had de vrouw dit op zitting ook moeten aangeven dit temeer nu de vrouw een funderingsrapport, geschreven voor de onderbuurvrouw, in het geding heeft gebracht die zij zelf ter discussie stelt. Naar mening van de man is dit schrijven van essentieel belang omdat het duidelijk aangeeft dat de taxateur van de vrouw ten onrecht uitgaat van een kosten funderingsherstel van EUR 302.756,00.”
In de bij de brief gevoegde productie, een brief van de onderbuurvrouw van 7 oktober 2020 aan het college van B&W van de gemeente, staat onder meer:
“Met uw schrijven van 23 juli 2020 (…) aan de eigenaren van [straat en huisnummer]-1, vernamen ik, eigenaar van [straat en huisnummer]-hs, en de eigenaren van [huisnummer] dat de aanschrijving van 2019 slechts een deel van de fundering betreft, namelijk die van het voorhuis, en dat die van het tussen- en achterhuis erbuiten vallen, terwijl alle bouwdelen toch echt aan elkaar vastzitten.”
2.10 Op 9 december 2020 heeft de rechtbank Amsterdam beschikking gewezen. De man heeft
hiertegen hoger beroep ingesteld.
2.11 Bij brief van 29 april 2021 heeft de gemeente A aan klager en de ex-partner onder
meer laten weten:
“Op 23 juli 2020 hebben wij u, op uw verzoek, geïnformeerd dat deze last alleen ziet op de fundering van het voorhuis van [adres]. (…)
Naar aanleiding van dit rapport heeft er een nieuwe controle plaatsgevonden in het pand en zijn wij tot de conclusie gekomen dat ook de fundering van het achterhuis en het tussenlid vernieuwd moet worden.
Gelet hierop trekken wij ons besluit van 12 juni 2019 in en zullen wij onderhavig besluit nemen.(…)
Wij hebben besloten om handhavend op te treden tegen de hierboven genoemde overtredingen. (…) Wij leggen u, [ex-partner] en [klager], de last op om de gehele fundering (voorhuis, tussenlid en achterhuis) van het pand [adres] te vernieuwen.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) ter onderbouwing van de kosten voor de fundering een document te overleggen dat
geen betrekking heeft op de actuele fundering en aldus de rechtbank bewust te misleiden;
b) zonder onderbouwing aanvankelijk te stellen dat de waarde van de woning in Turkije
€ 619.000,- bedraagt en tijdens de zitting van 24 september 2020 te zakken naar een
waarde iets boven de € 400.000,-.
Toelichting
3.2 Ad klachtonderdeel a: klager stelt dat verweerster een taxatierapport heeft overgelegd dat door de onderbuurvrouw
(in de VVE) in haar eigen belang is opgesteld en waartegen klager en de ex-partner
bezwaar hadden gemaakt. Het rapport was in het belang van de onderbuurvrouw en niet
in het belang van klager en de ex-partner. Verweerster heeft het rapport aangevoerd
om de funderingskosten hoog te doen lijken en dus de waarde van de gezamenlijke woning
laag te houden in verband met de verrekening. Verweerster wist of moest weten dat
dat niet relevant was. Verweerster wist of moest bovendien weten dat de ex-partner
binnen de VVE juist tegen het aangevoerde rapport vocht. Klager verwijst daarbij ook
naar de brief van de onderbuurvrouw die later ook aan de rechtbank is gestuurd. Verder
heeft verweerster tot 24 september 2020 een heel jaar nagelaten de gevraagde kostenopstelling
van de fundering aan klagers advocaat te sturen.
3.3 Ad klachtonderdeel b: verweerster heeft vanaf het begin vastgehouden aan een waarde van € 619.000,-. Klager
heeft verweerster al in oktober 2019 aangeschreven dat het in Turkije verboden is
de prijzen van onroerend goed in buitenlandse valuta te bepalen. Klager heeft de woning
al vroeg laten taxeren en deze taxatie naar verweerster gestuurd. Desondanks heeft
zij tot in september 2020 volgehouden dat de woning € 619.000,- waard zou zijn. Pas
tijdens de zitting van 24 september 2020 zakte zij ineens naar een waarde van iets
boven de € 400.000,-. Ook die stelling was niet onderbouwd. Verweerster weet de lagere
waarde aan de waardedaling van de Turkse lira ten opzichte van de euro, maar dat is
misleidend, want zij heeft de waarde van de woning altijd in euro’s weergegeven. De
koersdaling van de lira is dan niet relevant.
3.4 Klager wilde zijn klacht op de zitting van 26 augustus 2022 uitbreiden met andere
verwijten. De raad heeft daarop ter zitting beslist dat de klacht niet zal worden
uitgebreid en dat de klacht beperkt blijft tot de (hiervoor weergegeven) klachtonderdelen
uit de aanbiedingsbrief van de deken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Verweerster stelt dat de bijlagen niet aan het taxatierapport waren gehecht, maar
dat in het rapport is vermeld hoe de bijlagen via de site van de NWWI konden worden
ingezien. Eén van de bijlagen betrof het funderingsrapport. Verweerster stelt dat
het om informatie ging waar de makelaar van haar cliënte vanuit is gegaan bij het
opstellen van het taxatierapport. Dat er een risico was dat de volledige fundering
moest worden hersteld, is ter zitting besproken. De buurvrouw heeft een procedure
tegen klager en de ex-partner aanhangig gemaakt; de kantonrechter is gevraagd een
deskundige te benoemden die moet vaststellen of de aanschrijving tot herstel alleen
het voorhuis betreft dan wel de hele fundering. Er is binnen de VVE strijd over de
omvang van het aandeel van partijen in de kosten van het funderingsherstel. Wordt
de buurvrouw in het gelijk gesteld dan zal de waarde van de woning (volgens een door
de ex-partner ingeschakelde makelaar) maximaal € 1.100.000,- zijn.
Klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster erkent dat namens haar cliënte op 11 september 2020 een taxatierapport
van de woning in Turkije is overgelegd. Dit rapport vermeldde een waarde van € 619.000,-
met peildatum 21 augustus 2019. Dat bedrag was marktconform. In mei 2019 vroeg klager
€ 660.000,- voor het pand. De waardedaling naar € 420.000,- – zoals blijkt uit het
op verzoek van de ex-partner opnieuw opgestelde taxatierapport van 4 juni 2020 – is
te verklaren door de coronacrisis en de daarop volgende koersdaling van de Turkse
lira. Verweersters cliënte meent dat weer van een hogere waarde kan worden uitgegaan
als de coronacrisis voorbij is en de lira hersteld.
4.4 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt
is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn
cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze
vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel
10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens
belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar
begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen
waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking
van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de
onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat
de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal
dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid
van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten
over de wederpartij van zijn cliënt.
5.2 Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen
waken voor een onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag
een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen
in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
Klachtonderdeel a)
5.3 De raad overweegt dat verweerster onweersproken heeft gesteld dat zij het betreffende
taxatierapport al bij haar verzoekschrift in november 2019 heeft overgelegd. De bijlagen
bij het rapport, waaronder een funderingsrapport, konden via een website worden gedownload.
Op 11 maart 2020 heeft klagers advocaat om het volledige taxatierapport verzocht,
waarna verweerster hem diezelfde dag heeft laten weten hoe de bijlagen gedownload
konden worden. Ook heeft verweerster gevraagd of zij bepaalde bijlagen bij haar cliënte
moest opvragen. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat daarop geen reactie is
gekomen. Naar het oordeel van de raad konden klager en zijn advocaat dan ook al in
november 2019 over het volledige taxatierapport beschikken. Dat verweerster het rapport,
inclusief bijlagen, op 7 september 2020 aan klagers advocaat heeft gemaild, maakt
niet dat klager en zijn advocaat daarover niet al eerder konden beschikken. Klagers
verwijt op dit punt is onterecht.
5.4 De raad is verder van oordeel dat verweerster het taxatierapport mocht overleggen
en gebruiken. Zij heeft het taxatierapport van haar cliënte gekregen en heeft dit
gebruikt om het standpunt van haar cliënte te onderbouwen. Verweerster mocht afgaan
op de informatie van haar cliënte en zij had geen reden om uit te gaan van de mogelijke
onjuistheid van deze informatie, noch was er een bijzondere aanleiding om de juistheid
van deze informatie te verifiëren. Dat klager het niet eens is met de inhoud van het
rapport en het door verweerster over de funderingskosten ingenomen standpunt maakt
dat niet anders. Het was aan klager en zijn advocaat om daar in de procedure verweer
op te voeren, waarna het aan de civiele rechter was om daarover te beslissen. Van
misleiding van de rechter door verweerster is de raad niet gebleken. Verweerster heeft
gehandeld binnen de ruime vrijheid die haar toekomt als advocaat van de wederpartij.
Van onbetamelijk handelen is geen sprake. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 Ook hier geldt dat verweerster als partijdige belangenbehartiger het standpunt
van haar cliënt naar voren heeft gebracht. De door haar ingenomen stellingen over
de waarde van de woning in Turkije en de door haar gegeven onderbouwing, vallen binnen
de ruime vrijheid die haar toekomt als advocaat van de wederpartij. Ook hier geldt
dat klager de stellingen en onderbouwing in de gerechtelijke procedure had moeten
aanvechten, waarna de civiele rechter daarover een oordeel had kunnen vellen. De raad
acht het niet ongebruikelijk dat voor de waarde van een pand in het buitenland de
vertaalslag wordt gemaakt van buitenlandse valuta naar euro’s. Van onbetamelijk handelen
door verweerster is de raad niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H.Q.N. Renon en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. C.M. van de Kamp
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzondend.d. 24 oktober 2022