ECLI:NL:TADRARL:2022:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-244/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:240 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-10-2022 |
Datum publicatie: | 21-10-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-244/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager heeft niet duidelijk vermeld op welke specifieke punten de voorzittersbeslissing op een verkeerde grondslag en een verkeerde lezing van de feiten berust. Het is ook de raad op grond van het klachtdossier niet gebleken dat verweerder in zijn hoedanigheid van voormalig deken zodanig ten opzichte van klager heeft gehandeld dat hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klacht is terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 oktober
2022
in de zaak 21-244/AL/OV
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 19 juli 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
mr. A.B. van Rijn in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht over verweerder ingediend.
1.2 Op 10 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1238771 van de deken
ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 19 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 25 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift per e-mail op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is, gelijktijdig met het verzet in de zaken 21-243/AL/OV, 21-245/AL/OV
en 21-246/AL/OV, behandeld op de zitting van de raad van 22 augustus 2022. Daarbij
was klager aanwezig, vergezeld door mr. B.M.J. A. Verweerder was met voorafgaand bericht
niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van
het verzetschrift van klager en van de reactie van verweerder op het verzetschrift.
Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager bij e-mail van 18 maart 2022 ingediende
stukken en van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet
eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband heeft klager in zijn verzetschrift
gesteld dat de voorzitter in deze zaken nooit tot een beslissing had kunnen komen
en dat de voorzitter niet onafhankelijk naar de zaken heeft gekeken en een tunnelvisie
heeft gehanteerd om verweerster ten onrechte in bescherming te nemen. Volgens klager
bestaat de redenering van de voorzitter uit juridische en feitelijke misslagen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad ziet op grond van de stukken en de door klager op zitting gegeven toelichting
geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen.
De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf
toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het
geval. Klager heeft niet duidelijk vermeld op welke specifieke punten de voorzittersbeslissing
op een verkeerde grondslag en een verkeerde lezing van de feiten berust. Het is ook
de raad op grond van het klachtdossier niet gebleken dat verweerder in zijn hoedanigheid
van voormalig deken zodanig ten opzichte van klager heeft gehandeld dat hij daarmee
het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Ter zitting heeft klager herhaald
dat verweerder hem aan zijn lot heeft overgelaten en gesteld dat verweerder hem heeft
toegezegd dat hij onder bepaalde voorwaarden mocht terugkeren naar de advocatuur,
maar verweerder heeft dit in zijn verweer betwist en in het klachtdossier zijn geen
stukken te vinden die klagers stellingen ondersteunen. De door klager ingediende aanvullende
stukken maken dit oordeel niet anders. Op grond van deze stukken kan de raad ook niet
vaststellen dat verweerder als deken klachtwaardig ten opzichte van klager heeft gehandeld.
De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden in alle onderdelen
kennelijk ongegrond verklaard.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 17 oktober 2022