ECLI:NL:TADRARL:2022:238 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-780/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:238
Datum uitspraak: 03-10-2022
Datum publicatie: 21-10-2022
Zaaknummer(s): 21-780/AL/GLD
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Verzet gegrond. Klacht ongegrond. De raad verklaart een klacht over de advocaat in privé ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 oktober 2022
in de zaak 21-780/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 december 2021 op de klacht van:

klager
over
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 22 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20/121 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 13 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen.
1.4 Op 21 december 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift (met bijlagen) op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 juni 2022. Daarbij was klager aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van 26 mei 2022 van klager, de e-mail met bijlagen van 28 mei 2022 van klager en de e-mails van 30 december 2021 en 28 mei 2022 van verweerster.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
- Uit het bij verzetschrift overgelegde bericht op LinkedIn van 17 april 2019 van verweerster blijkt dat verweerster de zoon van klager wel heeft benaderd.
- Uit de overgelegde getuigenverklaring van klagers echtgenote en zoon blijkt dat verweerster klager heeft vastgegrepen zodat de partner van verweerster hem kon mishandelen en de sd-kaart uit zijn camera kon verwijderen.

3 FEITEN
3.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten:
3.2 Klager en verweerster zijn sinds 2011 buren.
3.3 Tussen klager en verweerster is onder andere een geschil ontstaan over overhangende takken over de erfgrens van klager.
3.4 Klager en verweerster hebben geprobeerd om met buurtbemiddeling tot een oplossing te komen. Partijen zijn niet tot een oplossing gekomen.
3.5 Via LinkedIn heeft verweerster op 17 april 2019 het volgende bericht aan de zoon van klager gestuurd:

“Beste heer K, wij kennen elkaar dacht ik niet, maar u werkt bij W en ik werk als advocaat voor W. Ik wilde u vragen, bent u een zoon van M K (…)? Zo ja, dan zou ik u iets willen vragen. Ik verneem graag van u. Mvg, C S.

C S

Advocaat / partner at A Advocaten”

4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Hem vast te grijpen zodat de partner van verweerster hem kon mishandelen en de foto’s van zijn camera kon wissen.
b) Zijn zoon te benaderen op zijn werk.

5 VERWEER
5.1 In eerste instantie heeft verweerster beide klachtonderdelen betwist. Naar aanleiding van het verzetschrift met bijlagen heeft verweerster erkend dat zij de zoon van klager heeft benaderd. Verweerster heeft dat gedaan omdat zij zich zorgen maakte om de situatie en de zoon van klager wilde vragen of hij kon helpen bemiddelen of kon helpen de-escaleren.

6 BEOORDELING
Verzet
6.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
6.2 Met betrekking tot beide klachtonderdelen heeft de voorzitter overwogen dat deze verwijten niet door klager zijn onderbouwd en door verweerster zijn betwist.
6.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b) zijn er nadat de voorzittersbeslissing is gegeven twee stukken aan de raad gestuurd waarvan de voorzitter geen kennis had genomen. Als bijlage bij het verzetschrift heeft klager het onder 3.5 opgenomen LinkedIn-bericht van verweerster aan de zoon van klager aan de raad gestuurd. Bij e-mail van 30 december 2021 heeft verweerster erkend dat zij de zoon van klager heeft benaderd. Eerder in de klachtprocedure had verweerster betwist dat zij de zoon van klager had benaderd op zijn werk. Gelet op deze nieuwe stukken is de raad van oordeel dat de voorzitter zijn beslissing heeft gebaseerd op onvolledige feiten. Dat betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard.
6.4 Nu het verzet gegrond is, zal de raad thans de klachtonderdelen beoordelen. Daarbij merkt de raad op dat voor zover klager in zijn brief van 26 mei 2022 de oorspronkelijke klacht heeft willen uitbreiden met een nieuw klachtonderdeel (met betrekking tot de buurtbemiddeling), dat in dit stadium van de procedure niet meer kan. De raad zal daarover hierna dus niet oordelen.
Klachtonderdeel a)
6.5 In de kern ziet de klacht van klager op een burenruzie tussen klager en verweerster (in privé). Nu er sprake is van een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt, dient te worden getoetst of de advocaat zich zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. In dat geval zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
6.6 Verweerster heeft via LinkedIn een bericht aan de zoon van klager gestuurd. De raad is van oordeel dat het verweerster vrij stond om dat te doen, hoewel het verstandiger was geweest om niet in haar bericht te vermelden dat zij advocaat is en evenmin dat zij als advocaat werkt voor het bedrijf waar de zoon van klager werkt. De raad acht echter van belang dat de inhoud van het bericht van verweerster neutraal was. Bovendien is niet gebleken dat verweerster vaker dan deze ene keer contact met de zoon heeft gezocht en is ook niet gebleken dat de zoon van klager geïntimideerd was door deze toenadering van verweerster. De raad komt tot de slotsom dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is geweest. Klachtonderdeel a) wordt daarom ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b)
6.7 Het verwijt van klager dat verweerster hem heeft vastgepakt is - op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting en tegenover de betwisting daarvan door verweerster - niet vast komen te staan. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt ook dit klachtonderdeel ongegrond geoordeeld.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. Y.R. Nijhuis en C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 3 oktober 2022