ECLI:NL:TADRARL:2022:233 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-393/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:233 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-08-2022 |
Datum publicatie: | 18-10-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-393/AL/NN |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerster heeft kunnen oordelen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk waardoor zij gehouden was haar werkzaamheden voor klaagster te beëindigen. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 22 augustus 2022
in de zaak 22-393/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) met kenmerk 2021 KNN152-zaak 1603703, door de raad ontvangen op 10 mei 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft zich eind augustus 2021 tot verweerster gewend met het verzoek
haar verder bij te staan in een bodemprocedure tegen haar voormalig geregistreerd
partner (hierna: de man). Op 7 september 2021 heeft een eerste gesprek op het kantoor
van verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft de zaak vervolgens overgenomen van
mr. H.
1.2 Op dat moment had de rechtbank al een beschikking gegeven, namelijk op 9 juli
2021. Die beschikking bevatte een aantal eindbeslissingen. De rechtbank had de beslissing
ten aanzien van de partnerbijdrage aangehouden en klaagster en de man in de gelegenheid
gesteld om bij akte de rechtbank te informeren over de uitvoering van de pensioenverevening,
de aanvullende behoefte van klaagster en de draagkracht van de man. Klaagster wilde
niet alleen reageren bij akte, maar ook hoger beroep instellen tegen de eindbeslissingen
in de beschikking van 9 juli 2021.
1.3 Bij e-mail van 30 september 2021 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“tot op heden heb ik van u helaas niet de vereiste stukken ontvangen om namens u een akte op te stellen. In dit verband verwijs ik u naar mijn mailberichten aan u in de afgelopen periode. Hierdoor heb ik noodgedwongen – met instemming van de wederpartij – om uitstel moeten vragen. Daarbij komt dat u thans weer verevening wenst, nadat u mij enige dagen geleden heeft laten weten hiervan af te willen zien. Ik begrijp dat de proces lastig voor u is, mede gezien uw gezondheid, maar voor mij is de gang van zaken niet goed werkbaar.
Graag verzoek ik u mij uiterlijk maandag 4 oktober as. 12.00 uur alle verzochte gegevens en informatie aan te leveren, bij gebreke waarvan ik mij zal moeten onttrekken als advocaat.”
1.4 Op 25 oktober 2021 heeft verweerster namens klaagster een akte genomen met betrekking
tot (alleen) de pensioenverevening. Ook heeft zij namens klaagster (tijdig) hoger
beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 9 juli 2021.
1.5 Bij e-mail van 15 november 2021 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“Op de door u gestelde samenwoning met meneer geeft u geen antwoord op mijn vragen hierover. Het eventuele inkomen uit onderneming tot oktober 2020 is juridisch niet relevant omdat ik uit de beschikking afleid dat u het eens bent met uw behoefte van thans € 2.040,- per maand. Over de te hoge draagkracht in de berekening van [mr. H], uw welstand tijdens het partnerschap, de jus, en de pensioenopbouw tijdens het partnerschap heb ik u reeds bericht.
Ik concludeer daarom dat u geen vertrouwen heeft in hetgeen ik u/de rechtbank (…) bericht. Morgen hoop ik hierover overleg te hebben met de Deken en zal ik u over de voortgang nader berichten.”
1.6 Bij e-mail van 16 november 2021 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“hierbij bericht ik u dat ik mij onttrek als uw advocaat omdat u kennelijk geen vertrouwen heeft in mijn handelen als advocaat. Daarnaast zal ik de rechtbank verzoeken om u een uitstel te verlenen van 6 weken, binnen welke termijn ik u adviseer zo snel mogelijk een andere advocaat kunt zoeken. (…)
In de beroepszaak zal ik mij eveneens onttrekken. De ontbrekende producties zal ik deze week nog namens u indienen. Ook in deze kwestie dient u een nieuwe advocaat te zoeken.”
1.7 Klaagster heeft verweerster hierop bij e-mail van eveneens 16 november 2021 geschreven:
“In antwoord op uw schrijven van gisteren ben ik bezig om u de gevraagde stukken voor Hoger beroep toe te zenden; de brief en bijlagen.
Ik heb geenszins te kennen gegeven dat ik geen vertrouwen in u als advocaat heb. Wel kritisch ten aanzien van mijn belangen.
U bent betreffende mijn echtscheidingsprocedure in september jl. met de verdere verdeling van goederen te werk gegaan; een akte aanvulling en een toezegging voor hoger beroep.
Ik heb u hiervoor volop informatie en gegevens verstrekt. Ik vind het zeer kwalijk dat u nu stopt met de dienstverlening.”
1.8 Op 16 november 2021 heeft verweerster zich – na overleg met een stafmedewerker
van de deken – onttrokken als advocaat van klaagster en de rechtbank in dat kader
verzocht om klaagster een uitstel van zes weken te verlenen voor het indienen van
een reactie op de draagkrachtberekening van de man. De rechtbank heeft dat verzoek
toegewezen.
1.9 Op 17 november 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft als reden om zich terug te trekken aangegeven dat klaagster kennelijk
geen vertrouwen in het handelen van verweerster heeft.
b) Verweerster heeft zich teruggetrokken als advocaat van klaagster op een zeer ongelegen
moment in de afronding van de echtscheidingsprocedure.
c) Door zich terug te trekken heeft zij klaagster in een moeilijke situatie gebracht,
doordat klaagster geen nieuwe advocaat kon vinden.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 Klaagster voert aan dat zij verweerster nooit heeft laten weten geen vertrouwen
in haar te hebben als advocaat. Wel is zij kritisch geweest ten aanzien van de behartiging
van haar belangen. Verweerster heeft de zaak in september 2021 aangenomen. Klaagster
heeft alle benodigde informatie verstrekt en zij vindt het zeer kwalijk dat verweerster
zich plotseling heeft teruggetrokken. Klaagster is hier heel verontwaardigd over,
aldus klaagster.
4.3 Verweerster voert aan dat er sprake is geweest van een uiterst moeizaam proces.
Klaagster heeft wel informatie verstrekt, maar niet de vereiste en gevraagde gegevens.
Klaagster had haar eigen juridische waarheid en was daar niet van af te brengen. Verweerster
begrijpt dat het lastig is voor klaagster, maar zij heeft het besluit om zich terug
te trekken uiteindelijk moeten nemen omdat zij niet kon meegaan in de eisen van klaagster.
Zij heeft zich teruggetrokken nadat zij de rechtbank had verzocht om klaagster een
(lange) termijn te geven om klaagster in de gelegenheid te stellen een nieuwe advocaat
te vinden zodat de belangen van klaagster niet zouden worden geschaad, aldus verweerster.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht
is dat het de advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis
is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing
zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt
daarvan geen procedurele schade ondervindt. Uit de e-mailcorrespondentie die zich
in het klachtdossier bevindt volgt dat op het moment dat verweerster haar werkzaamheden
voor klaagster beëindigde, klaagster en verweerster het niet eens waren over de wijze
waarop de draagkracht van de man diende te worden berekend en klaagster verweerster
niet de vereiste en gevraagde gegevens verstrekte waar verweerster meermaals om had
gevraagd. Gelet hierop heeft verweerster kunnen oordelen dat er sprake was van een
vertrouwensbreuk, en was zij gehouden haar werkzaamheden voor klaagster te beëindigen.
Verweerster heeft dit op zorgvuldige wijze gedaan, na overleg met het bureau van de
deken. Dat klaagster hiervan processuele schade heeft ondervonden, is niet gebleken.
Verweerster heeft de rechtbank verzocht om een uitstel van zes weken om te reageren
op de draagkrachtberekening van de man, zodat klaagster voldoende tijd had om een
nieuwe advocaat te zoeken om haar bij te staan. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd.
Hoewel de voorzitter begrijpt dat het vervelend voor klaagster is geweest dat zij
een nieuwe advocaat heeft moeten zoeken, heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 22 augustus 2022