ECLI:NL:TADRARL:2022:199 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-417/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:199 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-08-2022 |
Datum publicatie: | 21-09-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-417/AL/MN |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 15 augustus 2022
in de zaak 22-417/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) met kenmerk Z 1509928 HH/SD, door de raad ontvangen op 18 mei 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft in 2006 (of eerder) een geschil gehad met de Belastingdienst. Door
of namens de Belastingdienst zijn executoriale beslagen gelegd ten laste van klager.
In 2006 heeft klager zich tot verweerder gewend om hem bij te staan in het geschil
met de Belastingdienst.
1.2 Op 10 juli 2006 heeft verweerder een toevoeging aangevraagd om verweer te voeren
tegen de beslaglegging. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de toevoeging op 30 augustus
2006 verleend.
1.3 Op 11 april 2007 heeft verweerder een toevoeging aangevraagd om verweer te voeren
tegen de openbare verkoop van de in beslag genomen zaken. De Raad voor Rechtsbijstand
heeft de toevoeging op 6 juni 2007 verleend.
1.4 Bij e-mail van 12 augustus 2021 heeft klager verweerder verzocht om in overleg
met klager tot een plan van aanpak te komen in verband met de nog immer openstaande
vordering van de Belastingdienst en te komen tot retournering van de in beslag genomen
zaken.
1.5 Op 26 augustus 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
a) De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door geschonden rechten niet
te herstellen doordat hij na 12 augustus 2021 niet tot een aanpak komt, terwijl in
2006 en 2007 toevoegingen zijn verleend.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert aan dat de klacht niet-ontvankelijk is vanwege tijdsverloop.
Hij voert verder aan dat de onderliggende stukken niet meer beschikbaar zijn en dat
klager destijds al de nodige klachten heeft geuit over zijn werkwijze, waarna hij
de zaak naar de deken heeft verwezen met het verzoek om een opvolgend advocaat voor
klager te vinden.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden
ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt
een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend
na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs
kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht
betrekking heeft.
4.2 De voorzitter begrijpt de klacht aldus, dat klager erover klaagt dat verweerder
in 2006 en 2007 zaken van hem heeft aangenomen en daarvoor ook toevoegingen heeft
aangevraagd en verkregen, maar geen werkzaamheden heeft verricht. Door hierover pas
op 26 augustus 2021 te klagen, heeft klager de termijn van artikel 46g lid 1, onder
a Advocatenwet ruimschoots overschreden. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding
verschoonbaar te achten, is niet gebleken. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.
4.3 Voor zover klager er ook over klaagt dat verweerder naar aanleiding van de e-mail
van klager van 12 augustus 2021 geen plan van aanpak heeft gemaakt, geldt dat niet
is gebleken dat op of na 12 augustus 2021 nog een advocaat-cliëntrelatie tussen klager
en verweerder bestaat. Het valt verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten
dat hij geen plan van aanpak heeft gemaakt.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1, onder a
Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 15 augustus 2022