ECLI:NL:TADRARL:2022:195 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-628/AL/GLD 19-629/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:195
Datum uitspraak: 22-02-2022
Datum publicatie: 08-09-2022
Zaaknummer(s):
  • 19-628/AL/GLD
  • 19-629/AL/GLD
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
  • Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Kantoor
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: De raad verklaart het verzet in beide verzetzaken ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 februari 2021
in de zaken 19-628/AL/GL en 19-629/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 november 2019 op de klacht van:

klaagster
gemachtigde: mr. B. B
over
verweerder (19-628)
en
verweerster (19-629)
tezamen ook: verweerders
gemachtigde verweerders: mr. P. B

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 november 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Op 9 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 18/165 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 27 november 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 27 november 2019 verzonden aan partijen.
1.4 Op 23 december 2019 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft de gelijkluidende verzetschriften in de zaken 19-628 en 19-629 op dezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 december 2020. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerders, bijgestaan door hun gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief, met bijlagen, van de gemachtigde van verweerders van 27 november 2020.

in beide verzetzaken
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 Klaagster heeft aangevoerd dat de zakelijk weergegeven klachtomschrijving in de voorzittersbeslissing geen recht doet aan de uitgebreide klacht zoals omschreven in haar klachtbrief.
2.3 De voorzitter heeft de toetsingsgrondslag voor tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuursvoorzitter van een advocatenkantoor weliswaar juist in zijn beslissing geformuleerd, maar hij heeft dit criterium vervolgens niet feitelijk correct gehanteerd. De bestuursvoorzitter had immers moeten optreden toen hem uit de toegezonden documenten was gebleken dat sprake was van onoirbaar gedrag binnen zijn kantoor, zoals het witwassen van gelden. Hij had onder die omstandigheden niet kunnen volstaan met verwijzing naar de interne klachtbehandelaar.
2.4 De voorzitter heeft ten onrechte geconcludeerd dat de klachten kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Uit de overwegingen van de voorzitter blijkt namelijk dat hij wel degelijk de klachten inhoudelijk heeft beoordeeld, terwijl hem een dergelijke beoordeling gezien zijn conclusie niet toekomt.
2.5 Tegen de vaststaande feiten komt klaagster in verzet niet op.

in beide verzetzaken
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Op het in 2.2 vermelde verwijt dat de klachtomschrijving te summier is, zal hierna worden ingegaan.

in beide verzetzaken
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klaagster heeft in verzet naar voren gebracht dat de klachtomschrijving in de voorzittersbeslissing geen recht doet aan de in haar klachtbrief vermelde verwijten jegens verweerders. De raad is van oordeel dat deze verzetgrond niet slaagt, aangezien de voorzitter niet heeft volstaan met de deze algemene omschrijving, maar in de toelichting daarop heeft aangegeven welke concrete verwijten de klachten betreffen. Naar het oordeel van de raad is de opsomming in de toelichting van de aan verweerders gemaakte verwijten een weliswaar verkorte, maar juiste weergave van de klachten van klaagster.
4.3 De raad is van oordeel dat ook de overige door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

in beide verzetzaken
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. H.H. Tan en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 22 februari 2022