ECLI:NL:TADRARL:2022:191 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-333/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:191 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-07-2022 |
Datum publicatie: | 08-09-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-333/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 juli
2022
in de zaak 21-333/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 26 juli 2021 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 mei 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 12 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1181002/MV/SD van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is verzonden aan partijen.
1.4 Op 23 augustus 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift met bijlagen op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 april 2022. Daarbij waren
klager en (via een telefonische verbinding) verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. De raad heeft ook kennisgenomen van de e-mail met bijlage van
verweerder van 25 maart 2022 en de e-mail met bijlagen van klager van 7 april 2022.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat niet is gebleken
dat verweerder J K ooit heeft gezien of gesproken. Volgens klager is verweerder niet
ingehuurd door J K maar door (een) ander(en).
2.2 In de voorzittersbeslissing is overwogen dat bij het overleg van 11 oktober 2018
ook de broer van klager, J K, aanwezig was. Klager heeft in zijn verzetschrift en
ter zitting aangevoerd dat dat niet juist is. Verweerder heeft in zijn reactie op
het verzetschrift bevestigd dat J K niet aanwezig was bij dat overleg. De raad gaat
er op grond van deze verklaringen vanuit dat J K niet aanwezig was op het overleg
van 11 oktober 2018.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Behoudens hetgeen onder 2.3 is overwogen verwijst de raad voor de vaststaande
feiten en de omschrijving van de klacht naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad stelt met betrekking tot het onder 2.2 besproken overleg vast dat dat
(gedeeltelijk) anders in de voorzittersbeslissing is opgenomen. Mede gelet op de andere
vastgestelde feiten acht de raad deze onjuistheid echter van onvoldoende gewicht om
te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter.
4.3 De raad overweegt voorts nog het volgende. Klager heeft in zijn klacht en in zijn
verzet betwijfeld dat verweerder J K, klagers broer en zijn wederpartij in de onderliggende
procedure, ooit heeft gezien of gesproken en hij heeft betwist dat verweerder namens
J K is opgetreden. In zijn reactie op het verzetschrift heeft verweerder aangevoerd
dat hij J K op 20 september 2018 heeft gesproken. Bij die gelegenheid heeft verweerder
zijn identiteit vastgesteld aan de hand van het paspoort van J K. Verweerder heeft
gesteld dat J K hem toen heeft gevraagd om zijn belangen te behartigen.
4.4 De raad ziet - bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van de stelling van
klager - geen aanleiding om te twijfelen aan de lezing van verweerder. Anders dan
door klager is betoogd, is verweerder niet gehouden om (met stukken) te bewijzen dat
hij door J K is verzocht om hem als advocaat bij te staan. De raad gaat er derhalve
van uit dat verweerder namens J K in de onderliggende procedure is opgetreden. Het
horen als getuige van J K hierover, acht de raad niet noodzakelijk voor de beantwoording
van de vraag of het verzet gegrond is. Het verzoek daartoe van klager wijst de raad
daarom af.
4.5 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde
verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf
toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van
het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden.
4.6 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, E.M.G. Pouls H.K. Scholtens en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 4 juli 2022