ECLI:NL:TADRARL:2022:178 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-836/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:178
Datum uitspraak: 21-02-2022
Datum publicatie: 26-08-2022
Zaaknummer(s): 20-836/AL/MN
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: De raad verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2022
in de zaak 20-836/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 mei 2021 op de klacht van:

klaagster
over
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 maart 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 3 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1101899/AS/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 3 mei 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 1 juni 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 6 december 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van verweerster met bijlage van 17 november 2021 en  de e-mails van klaagster met bijlagen van 23 november 2021.

2 VERZET
2.1 In het verzetschrift van 1 juni 2021 en haar brief van 22 november 2021 heeft klaagster het verzet toegelicht. Daarin heeft zij niets aangevoerd over het oordeel van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Op de zitting van de raad van raad van 6 december 2021 heeft klaagster desgevraagd verklaard dat zij wel snapt dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. 
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden, namelijk dat klaagster reeds eerder over hetzelfde onderwerp een klacht heeft ingediend, welke klacht ook door de raad is behandeld.
4.3 Ter zitting is klaagster gevraagd aan te geven welke nieuwe omstandigheden er zijn die een behandeling door de raad van haar laatste klacht zouden rechtvaardigen. Klaagster heeft in antwoord daarop gewezen op gebeurtenissen die weliswaar dateren van na haar eerdere klacht, maar die geen rechtstreeks verband houden met enig handelen van verweerster.
4.4 Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter levert daarom geen nieuwe gezichtspunten op. Er is dus geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, K.F. Leenhouts, C.W.J. Okkerse en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022.

Griffier                                                                                Voorzitter
 
Verzonden d.d. 21 februari 2022