ECLI:NL:TADRARL:2022:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-801/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:176 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-01-2022 |
Datum publicatie: | 25-08-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-801/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 januari 2022
in de zaak 21-801/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: G.R. T
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 4 oktober 2021 met kenmerk 1277612, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 In een jarenlang lopend geschil met zijn broer, met betrekking tot de verdeling
van land en opstallen behorende bij de boerderij van klager, zijn broer en hun ouders,
heeft verweerder klager vanaf 24 maart 2020 bijgestaan. Op die dag heeft verweerder
klager een opdrachtbevestiging gestuurd.
1.2 Eerder is klager in deze procedure door verschillende andere advocaten bijgestaan.
1.3 Verweerder heeft klager onder meer bijgestaan in een bodemprocedure en in een
kortgedingprocedure.
1.4 Op 3 juli 2020 is er beslag gelegd op de auto van de partner van klager, waarmee
klager op huwelijkse voorwaarden buiten de gemeenschap van goederen is gehuwd.
1.5 Op 5 juli 2020 heeft klager een klachtenformulier ingediend bij de Kamer van Gerechtsdeurwaarders
in verband met een in zijn ogen onrechtmatig beslag zonder geldige titel.
1.6 Bij brief van 6 juli 2020 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij zich
aan de zaak zal onttrekken vanwege een vertrouwensbreuk. Op 17 juli 2020 heeft verweerder
zich bij de rechtbank als advocaat van klager onttrokken.
1.7 Op 20 juli 2020 heeft klager zich beklaagd bij de klachtenfunctionaris van het
kantoor van verweerder, mr. K. Verweerder heeft daarna de betalingsverplichting van
klager opgeschort tot na de behandeling van de klacht. Op 15 september 2020 hebben
de heer T, de gemachtigde van klager, en K gesproken naar aanleiding van de klacht
en op 28 september 2020 heeft T K een voorstel gedaan, uitgaande van een kwijtschelding
van het volledig openstaande bedrag. Op het tegenvoorstel van K van 5 oktober 2020
is door T niet meer gereageerd.
1.8 Uit de debiteurenkaart blijkt dat er door verweerder en zijn kantoor in totaal
€ 25.593,27 is gedeclareerd bij klager. Klager heeft in totaal € 11.453,84 betaald.
Op 8 december 2020 is klager gedagvaard door het kantoor van verweerder in verband
met een te vorderen bedrag van €14.139,43.
1.9 Op 9 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Klager heeft verweerder nadrukkelijk verzocht om niet met de deurwaarder van de
wederpartij en liever ook niet met de advocaat van de wederpartij te communiceren,
althans om dat alleen via de e-mail te doen. Verweerder heeft dit toch gedaan.
b) Verweerder heeft geen juridisch middelen aangewend om het beslag op een bedrijfsbus
die op naam van de echtgenote van klager stond, op te heffen. Hieruit blijkt dat er
bij verweerder sprake was van belangenverstrengeling in het contact van verweerder
met de deurwaarder.
c) Verweerder heeft aangegeven dat het totaal aan kosten ongeveer € 8.000 à € 8.500
zou bedragen. Desondanks heeft verweerder een bedrag van ongeveer € 25.000 gedeclareerd.
De declaraties zijn niet evenredig aan de werkzaamheden die verweerder heeft verricht.
Verweerder heeft de tegenpartij bijgestaan en hem grote financiële en emotionele schade
toegebracht. Verweerder heeft klager gechanteerd door te stellen dat hij eerst € 5.000,-
aan voorschot moest betalen om de dagvaarding tijdig aan te brengen. Er is sprake
van schending van zijn privacy, nu verweerder e-mails tussen T en T in zijn reactie
betrekt.
d) Verweerder heeft zijn werkzaamheden neergelegd in strijd is met de Advocatenwet.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 In het belang van klager en de goede procesvoering is contact met een beroepsvertegenwoordiger
van de wederpartij onvermijdelijk, terwijl uiteraard beleefdheidshalve evenmin gesprekken
met een beroepsvertegenwoordiger van een wederpartij abrupt kunnen worden afgebroken.
Klager miskent bovendien ook dat verweerder als advocaat een zelfstandige positie
en verantwoordelijkheid heeft en hij derhalve verweerder niet een soort van 'werkinstructies' kan geven die zijn zelfstandige positie en verantwoordelijkheid ondergraven
Klachtonderdeel b)
3.3 Nu klager en zijn echtgenote zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden buiten gemeenschap
van goederen, kan klager niet namens zijn vrouw een opdracht geven aan verweerder.
Verweerder heeft wel een aanbod tot bijstand gedaan voor zijn echtgenote, maar hij
heeft nimmer een dergelijke opdracht verkregen. Wel heeft verweerder advies gegeven
aan T met betrekking tot de beslaglegging op de auto van de echtgenote van klager.
Verweerder heeft onder meer geadviseerd om zo snel mogelijk te betalen onder protest,
de deurwaarder aansprakelijk te stellen en eventueel namens de echtgenote een kort
geding te starten.
Klachtonderdeel c)
3.4 De tijd die er is gedeclareerd voor het door hem geleverde werk, waaronder het
schrijven van drie processtukken, is daadwerkelijk en in redelijkheid gemaakt is.
Hij heeft geen indicatie gegeven van € 8.500 aan kosten. Uit de opdrachtbevestiging
blijkt het overeengekomen uurtarief, exclusief kantoorkosten, btw en verschotten.
Er is nooit een maximumbedrag overeengekomen.
Klachtonderdeel d)
3.5 Verweerder heeft zich aan de zaak onttrokken vanwege een vertrouwensbreuk. Verweerder
heeft klager er op gewezen dat hij een andere advocaat dient te zoeken. Het belang
van klager is nooit geschaad en de werkzaamheden die geen uitstel konden leiden zijn
verricht.
4 BEOORDELING
4.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit
van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de
advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar
hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen
met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager stelt dat hij verweerder heeft verzocht om niet met de deurwaarder en liever
ook niet met de advocaat van de wederpartij te communiceren, althans om dat alleen
via de e-mail te doen. Klager verwijt verweerder dat hij dat ondanks dat verzoek wel
heeft gedaan.
4.3 Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet waarom hij het van belang vond om wel
contact met de advocaat en de gerechtsdeurwaarder van de wederpartij te hebben, waarom
hij hen te woord stond en waarom hij zich niet heeft beperkt tot het sturen van een
e-mail. Mede gelet op dat verweer is de voorzitter van oordeel dat verweerder heeft
gehandeld met de zorgvuldigheid die van een advocaat mag worden verwacht. De voorzitter
acht daarbij van belang dat niet is gebleken dat klager door dit handelen van verweerder
in zijn belangen is geschaad en voorts dat advocaten op grond van de gedragsregels
dienen te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.
Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Daarom zal dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden
verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.4 Klager beklaagt zich er over dat verweerder geen juridische middelen heeft aangewend
tegen het beslag op de auto van de echtgenote van klager, maar dat verweerder heeft
geadviseerd een klacht in te dienen bij de beroepsorganisatie van de deurwaarder.
4.5 De voorzitter begrijpt dat er door de echtgenote van klager geen opdracht aan
verweerder is verstrekt. Derhalve lag het niet op de weg van verweerder om - behalve
de adviezen die hij hierover wel aan klager heeft gegeven - verdere juridische bijstand
aan de echtgenote van klager te verlenen. Verweerder heeft daarmee niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.
Ad klachtonderdeel c)
4.6 De voorzitter begrijpt dat klager klaagt over de hoogte van de facturen, in het
bijzonder over de omstandigheid dat er voor ongeveer € 25.000 is gedeclareerd, terwijl
verweerder zou hebben aangegeven dat de kosten ongeveer € 8.000 a € 8.500 zouden bedragen.
4.7 De voorzitter stelt op grond van de opdrachtbevestiging vast dat is overeengekomen
dat de werkzaamheden zouden worden verricht op basis van een uurtarief ad € 250,00
te vermeerderen met 7 % kantoorkosten, btw en verschotten. Een maximumbedrag is niet
overeengekomen en niet is gebleken dat verweerder heeft aangegeven dat de kosten ongeveer
€ 8.000 à € 8.500 zouden zijn. Dat heeft verweerder betwist en dat blijkt ook overigens
niet uit het dossier. Voorts is op grond van de stukken van excessief declareren niet
gebleken. Het tarief en het aantal gedeclareerde uren staan naar het oordeel van de
raad in verhouding tot de blijkens de overgelegde urenspecificaties door verweerder
verrichte werkzaamheden. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de aan klager
in rekening gebrachte tijd buitensporig zou zijn, zijn gesteld noch gebleken.
4.8 De overige bij dit klachtonderdeel genoemde verwijten - schending van de privacy,
het bijstaan van de wederpartij en het chanteren van klager - zijn naar het oordeel
van de voorzitter onvoldoende onderbouwd.
4.9 Gelet op het voorgaande zal dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel d)
4.10 Verweerder heeft zich aan de zaak onttrokken. Klager stelt dat dat in strijd
is met de Advocatenwet.
4.11 Uit gedragsregel 14 lid 2 volgt dat de advocaat zich dient terug te trekken,
indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze
waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderling overleg
kan worden opgelost. Uit gedragsregel 14 lid 3 volgt dat wanneer een advocaat besluit
een hem verstrekte opdracht neer te leggen, hij dit op zorgvuldige wijze dient te
doen en er voor dient te zorgen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.
4.12 De reden die aan het neerleggen van de werkzaamheden ten grondslag lag, was volgens
verweerder een vertrouwensbreuk. Die vertrouwensbreuk werd (onder meer) veroorzaakt
doordat klager, ondanks toezeggingen, zijn betalingsverplichtingen niet nakwam, doordat
hij herhaaldelijk over verweerder klaagde en vanwege de inhoud van een door klager
ingediende klacht over een gerechtsdeurwaarder.
4.13 De voorzitter is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich kon
en mocht onttrekken aan klagers zaak. Verweerder was niet gehouden klagers belangen
langer te behartigen. Verweerder heeft dit ook op zorgvuldige wijze gedaan, door klager
in een uitgebreide brief te laten weten dat hij de zaak zal neerleggen en dat klager
een andere advocaat dient te zoeken. Niet is gebleken dat verweerder hierdoor in enig
belang is geschaad. Verweerder heeft dan ook niet onzorgvuldig of onbetamelijk gehandeld.
Dit klachtonderdeel zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.
4.14 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 10 januari 2022