ECLI:NL:TADRARL:2022:174 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-028/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:174
Datum uitspraak: 24-01-2022
Datum publicatie: 22-08-2022
Zaaknummer(s): 20-028/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. De raad verklaart een klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 24 januari 2022
in de zaak 20-028/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigde: K. L.
over
verweerder
gemachtigde: mr. De L


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 9 november 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 14 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 19-0053(Z793392)HH/sd van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 1 november 2021. Daarbij waren klager en verweerder, beiden met hun gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is op 5 april 2016 door de politie aangehouden. Die dag is hij bezocht door zijn piketadvocaat. Een dag later is hij bezocht door verweerder. Vanaf dat moment heeft verweerder klager in zijn strafzaak bijgestaan.
2.3 Op 10 april 2016 heeft er een overleg plaatsgevonden op het kantoor van verweerder, waarbij verweerder, Van E, de dochter van klager, en nog een persoon aanwezig waren.
2.4 In mei 2017 is de zaak wegens een vertrouwensbreuk op verzoek van klager overgedragen aan mr. P., een kantoorgenote van verweerder.
2.5 In hoger beroep is klager bijgestaan door weer een andere advocaat, te weten mr. Van der H.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) geen volledig overzicht van het strafdossier aan klager te geven;
b) de geheimhoudingsplicht te schenden door met verschillende mensen over het dossier te praten en daarin inzage te geven;
c) over de zaak te praten met diverse personen, waar onder Van E, met wie verweerder al jaren goed bevriend bleek te zijn;
d) Van E, die met klager samen verdachte had moeten zijn, uit de wind te houden en klager tegen te werken toen deze bij de politie over de rol van Van E wilde verklaren;
- van deze Van E contante betalingen te accepteren die deze dan weer van klager terugvorderde, en
- een dergelijke betaling, bestemd voor een externe deskundige, voor 2/3 in eigen zak te steken, waaruit blijkt, aldus klager, dat verweerder financieel afhankelijk is van Van E;
e) contant geld te vragen en te ontvangen voor de strafzaak waarvoor een toevoeging is verstrekt;
f) gevoelige en persoonlijke informatie uit zijn strafdossier weg te laten lekken aan derden, waaronder medeverdachten in de strafzaak;
g) niet volledig het strafdossier in kopie aan klager te verstrekken.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd.
Klachtonderdelen a) en g)
4.2 In de periode dat verweerder klager heeft bijgestaan, is het gehele dossier gekopieerd en bij klager afgeleverd. Op een later moment is het gehele dossier aan de opvolgende advocaat overgedragen. De door klager genoemde stukken kent verweerder niet.  
Klachtonderdelen b), c) en f)
4.3 Verweerder heeft met niemand inhoudelijk over de zaak gesproken. Bovendien heeft klager hem gemachtigd om het dossier met Van E en klagers dochter M te bespreken.
Klachtonderdelen d) en e)
4.4 Van E heeft, in overleg met klager, de voor de onderzoeken benodigde gelden voorgeschoten. In totaal werd op de derdenrekening van verweerder € 7.500,00 gestort. Daaruit is € 2.500,00 betaald voor het eerste onderzoek van L. De resterende € 5.000,00 heeft verweerder teruggestort op de rekening van klagers vriendin (omdat op klagers rekeningen door het openbaar ministerie beslag was gelegd). Verweerder heeft in deze zaak nooit om contante betalingen gevraagd of deze ontvangen.

5 BEOORDELING
5.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdelen a) en g)
5.2 Klager stelt dat hij niet het gehele dossier van verweerder heeft ontvangen. Als (enige) onderbouwing van dat verwijt heeft klager ter zitting aangevoerd dat hij op het kantoor van zijn nieuwe advocaat een deel van het dossier (met financiële stukken) zag dat hij eerder niet van verweerder heeft gekregen.
5.3 De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder op het moment dat hij het dossier aan klager of zijn nieuwe advocaat heeft overgedragen, de beschikking had over de door klager genoemde (financiële) stukken. De raad acht het gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat verweerder alle dossierstukken die hij op dat moment ter beschikking had, heeft overgedragen en dat de door klager genoemde stukken pas na dat moment door het openbaar ministerie aan de nieuwe advocaat van klager zijn gestuurd. Dat betekent dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Deze klachtonderdelen zullen daarom ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b) en c) en f)
5.4 Deze klachtonderdelen zien op het door klager gestelde schenden van de geheimhoudingsplicht door verweerder door met verschillende personen - onder wie medeverdachten - over de zaak van klager te spreken en deze personen inzage in zijn dossier te geven. Verweerder heeft deze verwijten van klager betwist en aangevoerd dat hij met niemand inhoudelijk over de zaak heeft gesproken en dat klager hem bovendien heeft gemachtigd om het dossier met Van E en klagers dochter M te bespreken. De raad is van oordeel dat de feiten die klager aan zijn verwijten in de richting van verweerder ten grondslag legt wel vast moeten staan om over de klachtwaardigheid daarvan een oordeel te kunnen vellen. Nu de juistheid van de stellingen van klager ten aanzien van deze klachtonderdelen niet is komen vast te staan, in het licht van de gemotiveerde betwisting van verweerder, moeten deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdelen d) en e)
5.5 Klager verwijt verweerder dat hij contante betalingen van Van E heeft ontvangen en die deels in zijn eigen zak heeft gestopt. Nu verweerder deze stelling heeft betwist en klager ter zitting heeft erkend dat hij geen bewijs heeft voor deze stelling, is de raad van oordeel dat de juistheid van dit verwijt en daarmee de gegrondheid van deze klachtonderdelen niet is komen vast te staan.
5.6 Klachtonderdeel d) ziet ook nog op het gestelde handelen van verweerder in relatie tot Van E. Klager stelt dat Van E en verweerder elkaar al jaren kennen, zakelijke partners zijn en verweerder Van E om die reden ten koste van klager uit de wind heeft gehouden. De wijze waarop verweerder de strafzaak van klager vorm heeft gegeven, is door klager ter zitting als onderbouwing voor dit vermoeden naar voren gebracht. Nu verweerder dit verwijt heeft betwist en in het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden voor dit door klager gestelde handelen van verweerder, is ook de gegrondheid van dit onderdeel niet vast komen te staan. 
5.7 Gelet op het bovenstaande zullen deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, K.F. Leenhouts,  C.A.Th. Philipsen en mr. F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden d.d. 24 januari 2022