ECLI:NL:TADRARL:2022:164 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-570/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:164 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-06-2022 |
Datum publicatie: | 09-08-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-570/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 juni
2022
in de zaak 21-570/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 23 augustus 2021 op de klacht van:
klager
klaagster
samen ook: klagers
gemachtigde: mr. V, advocaat te [plaats]
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 oktober 2021 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 20/139 van de deken
ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 23 augustus 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 22 september 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 mei 2022. Daarbij waren
klagers, bijgestaan door hun gemachtigde, en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen
namens klagers van 4 mei 2022.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
I. de voorzitter heeft zijn beslissing gebaseerd op de onvolledige aanbiedingsbrief
van de deken, terwijl klagers per e-mail van 11 juli 2021 aan de raad hebben gevraagd
om stukken te mogen toesturen ter aanvulling op de klacht. Klagers zijn daartoe niet
in de gelegenheid gesteld en zijn ten onrechte ook niet in de gelegenheid gesteld
om hun klacht tijdens een zitting nader toe te lichten;
II. de voorzitter heeft de verkeerde maatstaf toegepast waardoor ook ten onrechte
geen rekening is gehouden met de aangevoerde gezondheidstoestand van moeder, waaronder
de medische verklaring waaruit blijkt dat bij haar sprake is van een fors dementieel
beeld. Volgens klager was moeder daarom ook niet in staat om zelf te klagen zodat
klagers voldoende reden hadden om dat namens haar te doen;
III. de voorzitter heeft ten onrechte het door verweerder als productie 3 bij dagvaarding
gevoegde als ‘machtiging (POA)’ betiteld stuk en de bij akte van 9 september 2019 overgelegde nieuwe ‘POA’ als POA of volmacht met juridische betekenis gekwalificeerd, terwijl 1) er genoeg
aanknopingspunten zijn in de stukken dat moeder geen toestemming heeft verleend of
heeft willen verlenen aan de dochter om de vermeende geldlening te incasseren bij
klagers, 2) de tweede ‘POA’ slechts binnen Zuid-Afrika gold, 2) de naam van moeder bovendien niet juist was
weergegeven, waaruit door de voorzitter had moeten worden afgeleid dat verweerder
de moeder niet persoonlijk heeft geïdentificeerd en onvoldoende onderzoek heeft gedaan
naar de machtiging aan de dochter.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet verder
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De nadien van klagers
ontvangen stukken leiden niet tot een ander oordeel van de raad.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, W.W. Korteweg, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 27 juni 2022