ECLI:NL:TADRARL:2022:158 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-888/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:158
Datum uitspraak: 09-05-2022
Datum publicatie: 03-08-2022
Zaaknummer(s): 21-888/AL/NN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klaagster klaagt over de wijze van dienstverlening door verweerder. Door de erkenning van verweerder is komen vast te staan dat verweerder niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij is niet professioneel opgetreden door enerzijds aan te bieden een procedure te beginnen en anderzijds veel te laat aan klaagster kenbaar te maken dat hij de zaak onhaalbaar achtte. Bovendien is hij verre van doortastend opgetreden en heeft hij niet de vereiste voortvarendheid ten toon gespreid. Nadat klaagster de zaak in 2019 bij hem in behandeling had gegeven heeft hij slechts begin 2020 enig contact met klaagster gehad. Pas nadat klaagster in januari 2021 een klacht tegen verweerder heeft ingediend, heeft hij in maart 2021 weer contact met haar opgenomen. Hij heeft de zaak veel te lang laten liggen. De klacht is gegrond en verweerder krijgt een waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 9 mei 2022
in de zaak 21-888/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder
gemachtigde: mr. H.S.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 januari 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 10 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 201 KNN008/1323445 van de deken ontvangen.
1.3 Bij de aanvang behandeling van onderhavige klacht op 4 februari 2022 heeft verweerder een tuchtrechter van de raad gewraakt. De behandeling van de klacht is vervolgens geschorst. Bij beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline ’s Hertogenbosch van 4 maart 2022 is het wrakingverzoek niet-ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:TADRSHE:2022:35). Daarna is opnieuw een zitting gepland om de behandeling van het dekenbezwaar te hervatten in de stand waarin het zich voor de wraking bevond.
1.4 De klacht is vervolgens behandeld op de zitting van de raad van 8 april 2022. Daarbij waren klaagster en verweerder vergezeld van zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft zich na verwijzing door het Juridisch Loket in augustus 2019 tot verweerder gewend in verband met een geschil over de aankoop van haar woonboerderij. Ook had zij een conflict met de bank ten bedrage van € 30.000,00. Zij heeft de nodige aanvullende stukken aangeleverd in twee dossiers.
2.3 Verweerder heeft vervolgens twee toevoegingen aangevraagd voor klaagster.
2.4 Op 27 februari 2020 heeft klaagster een bericht van verweerder ontvangen dat hij al op 6 februari 2020 had verstuurd maar dat niet bezorgd kon worden. Op 30 april 2020 heeft klaagster op het bericht per mail gereageerd. Klaagster verkeerde in de veronderstelling dat er op 21 maart 2021 een termijn zou verlopen.
2.5 Klaagster heeft op 20 januari 2021 een klacht tegen verweerder ingediend omdat zij niets meer van hem gehoord had.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) na de inname van de zaken van klaagster niets meer van zich te laten horen. Hij reageerde niet op telefoontjes en belde niet terug ondanks de toezeggingen van de secretaresse;
b) wellicht een belangrijke termijn ongebruikt te laten verstrijken.

4 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.1 De zaken zijn te lang blijven liggen. Dat kwam door Corona en het thuiswerken. Ook moest verweerder voor een collega waarnemen. Hij heeft klaagster excuses aangeboden.
Klachtonderdeel b)
4.2 Aanvankelijk heeft verweerder zich bereid verklaard desnoods een procedure te beginnen om de termijn veilig te stellen. Later heeft hij aangegeven dat hij de zaak van klaagster onhaalbaar achtte. Hij hoopte nog iets te kunnen vinden om verjaring te pareren. Hij heeft dat niet aan klaagster meegedeeld.
4.3 Ter zitting heeft verweerder de klacht onder a) erkend en aangegeven dat deze gegrond is. Het klachtonderdeel b) is ongegrond nu is gebleken dat er geen belangrijke termijn ongebruikt is verstreken.

5 BEOORDELING
5.1 Klaagster klaagt over de wijze van dienstverlening door verweerder. De raad is van oordeel dat de tuchtrechter de kwaliteit van diens dienstverlening in volle omvang toetst, maar bij zijn beoordeling rekening houdt met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt onder meer een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Tot die professionele standaard behoort ook het hebben van voldoende kennis van juridische (on)mogelijkheden om een zaak voor een cliënt te behartigen. Bovendien is een advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen
Klachtonderdeel a)
5.2 Door de erkenning van verweerder is komen vast te staan dat verweerder niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij is niet professioneel opgetreden door enerzijds aan te bieden een procedure te beginnen en anderzijds veel te laat aan klaagster kenbaar te maken dat hij de zaak onhaalbaar achtte. Bovendien is hij verre van doortastend opgetreden en heeft hij niet de vereiste voortvarendheid ten toon gespreid. Nadat klaagster de zaak in 2019 bij hem in behandeling had gegeven heeft hij slechts begin 2020 enig contact met klaagster gehad. Pas nadat klaagster in januari 2021 een klacht tegen verweerder heeft ingediend, heeft hij in maart 2021 weer contact met haar opgenomen. Hij heeft de zaak veel te lang laten liggen. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.3 Het is niet komen vast te staan dat verweerder een belangrijke termijn ongebruikt heeft laten verstrijken. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

6 MAATREGEL
6.1 Bij het opleggen van een maatregel heeft de raad in aanmerking genomen dat verweerder heeft toegezegd dat hij ervoor zal zorgen dat klaagster in verband met de afgegeven toevoegingen geen eigen bijdrage behoeft te betalen. Hoewel de raad heeft overwogen aan verweerder een berisping op te leggen, volstaat zij met een waarschuwing omdat zij ook rekening houdt met het feit dat verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld is. Bovendien houdt zij rekening met het feit dat verweerder thans 100% arbeidsongeschikt is hetgeen wellicht al een langere voorgeschiedenis heeft.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-888/AL/NN.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart het klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door: mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. Y.M. Nijhuis, P. Rijnsburger, E.H. de Vries, N.A. Heidanus, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2022.

Griffier                                         Voorzitter

Verzonden d.d. 9 mei 2022