ECLI:NL:TADRARL:2022:147 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-597/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:147
Datum uitspraak: 20-06-2022
Datum publicatie: 27-07-2022
Zaaknummer(s): 21-597/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2022
in de zaak 21-597/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 augustus 2021 op de klacht van:

klaagster
gemachtigde: M.F.
over
verweerder
tot 31 december 2020 advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 december 2020 is namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 14 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1317783/MV/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 30 augustus 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 27 september 2021 is namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 mei 2022. Daarbij was verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
(i) de voorzitter heeft in klachtonderdeel a) miskend dat verweerder misbruik heeft gemaakt van recht door zich niet te beperken tot de kern van het geschil in de civiele procedure - het incasseren van € 320,-. Door te stellen dat ofwel de klacht bij de Autoriteit persoonsgegevens wordt ingetrokken of hij anders misbruik zal maken van het procesrecht, heeft hij de rechtbank als juridische koevoet gebruikt om de intrekking van genoemde klacht te bevorderen, terwijl de cliënt van verweerder nimmer heeft gesteld dat gedaagde die cliënt ook in de zaak bij de Autoriteit persoonsgegevens vertegenwoordigt. Verweerder mocht dit niet zo via de rechter bewerkstelligen onder druk van financiële chantage - zijnde proceskosten - over een zaak die niet in een procedure betrokken was of gevoerd kon worden door klaagster;
(ii) de voorzitter heeft in klachtonderdeel b) miskend dat klaagster wel belang heeft bij een behoorlijke praktijkvoering door verweerder, omdat klaagster door zijn onbehoorlijke inrichting van de praktijkvoering onnodig op kosten is gejaagd en veel tijd kwijt is geraakt aan het herstellen van door verweerder gemaakte fouten onder meer in de berekening van het te incasseren bedrag.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. Verweerder mocht als partijdige belangenbehartiger voor zijn cliënte optreden zoals door hem gedaan, zonder dat hij daarbij naar het oordeel ook van de raad de grenzen van het betamelijk heeft overschreden. De klacht over de kantoororganisatie van een advocaat is terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het aan de deken is voorbehouden om daarover te klagen. Hetgeen klaagster daarover heeft aangevoerd, maakt dit oordeel dan ook niet anders.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen en P. Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022.

Griffier                                              Voorzitter
 
Verzonden d.d. 20 juni 2022