ECLI:NL:TADRARL:2022:131 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-790/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:131 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2022 |
Datum publicatie: | 12-07-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-790/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Verweerder, inmiddels voormalig advocaat, heeft opgetreden voor de vader (en moeder) van zijn partner in een civiel geschil. Hij heeft erkend dat hij geen opdrachtbevestiging en geen facturen aan klager heeft gestuurd en ook dat hij klager niet op de hoogte heeft gehouden van ontwikkelingen in de zaak. Als argument daarvoor heeft verweerder aangevoerd dat hij zijn schoonouders 'uit de wind' wilde houden. Verweerder heeft daarom ook niets aan zijn cliënt gezegd over een schikkingsvoorstel van de wederpartij, heeft de daarin gestelde termijn ook laten lopen, waarna voor een enorm bedrag - plotseling voor klager - conservatoir beslag is gelegd. Ook heeft verweerder op voorhand nagelaten om aan zijn cliënt te informeren dat hij een andere advocaat als procesadvocaat ging inschakelen, omdat verweerder - naar zijn zeggen - privé bekend was met een rechter bij die rechtbank. Verweerder heeft niet alleen de kosten van die andere advocaat betaald, die volgens klager nimmer contact met hem heeft gehad, maar ook die advocaat laten liegen over de vermeende ziekte van zijn cliënt tijdens de zitting, terwijl zijn cliënt niet op de hoogte was van de zitting. Verweerder heeft aldus op ernstige wijze zijn zorgplicht jegens klager geschonden, wat voor de raad tot ambtshalve toepassing van artikel 48 lid 9 Advocatenwet leidt. Verweerder heeft in strijd met de kernwaarden gehandeld door onvoldoende professionele distantie in acht te nemen en door niet integer te handelen jegens klager en de rechtbank. Omdat verweerder zijn excuses heeft aangeboden en alle kosten voor zijn rekening heeft genomen zonder eigen geldelijk gewin, ziet de raad aanleiding om rekening te houden met verzachtende omstandigheden, mede gelet op de al ernstig verstoorde familieverhoudingen, en te volstaan met een berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 juni
2022
in de zaak 21-790/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
tot 2 februari 2022 advocaat te [plaats]
gemachtigde: mr. Van G.
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 10 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1418248 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 april 2022. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager heeft een appartement aan mevrouw M verhuurd. In 2016 is zij samen met
haar partner, de heer S, door de lichtkoepel op een plat dak bij het verhuurde appartement
gevallen, met letsel tot gevolg. Klager is daarvoor door de heer S aansprakelijk gesteld.
2.2 Verweerder is de partner van de dochter van klager en zijn echtgenote. Hij heeft
klager in het geschil met de heer S bijgestaan zonder daarvoor een opdrachtbevestiging
te sturen.
2.3 Verweerder heeft op enig moment advocaat mr. S ingeschakeld om als procesadvocaat
op te treden in de tegen klager gestarte procedure. Mr. S heeft namens klager de conclusie
van antwoord ingediend en is namens klager aanwezig geweest op de comparitie van partijen
bij de rechtbank Overijssel op 11 januari 2019. Bij aanvang van de comparitie heeft
mr. S gemeld dat klager wegens ziekte afwezig was. Klager was niet op de hoogte van
de comparitie van partijen.
2.4 Bij vonnis van 13 maart 2019 heeft de rechtbank Overijssel voor recht verklaard
dat klager aansprakelijk is voor de door de heer S geleden schade. Voor vaststelling
van de omvang van de door klager te vergoeden was een schadestaatprocedure nodig.
2.5 Verweerder heeft dit vonnis met een voor klager negatieve uitkomst met klager
besproken. Tijdens dat gesprek heeft klager laten weten zich niet te verenigen met
de hoogte van het vermeende schadebedrag tussen de € 150.000,- en € 220.000,- en geen
schikking te willen overwegen. Afgesproken is dat namens klager hoger beroep zou worden
ingesteld.
2.6 Mr. S is op 7 juni 2019 namens klager in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak
van de rechtbank van 13 maart 2019. De dagvaarding is aangebracht, maar mr. S heeft
geen grieven tegen het vonnis aangevoerd, waardoor de procedure in hoger beroep uiteindelijk
is geroyeerd.
2.7 In de zomer van 2019 is door de advocaat van de wederpartij aan verweerder een
finaal voorstel tot schikking gedaan tegen betaling van een bedrag van € 1.800.000,-
aan klager. Verweerder heeft niet binnen de gestelde termijn van tien dagen gereageerd.
Ook heeft verweerder klager niet van dit schikkingsvoorstel op de hoogte gesteld.
2.8 Op 24 september 2019 is in opdracht van de heer S ten laste van klager op zijn
onroerende zaken en banktegoeden conservatoir beslag gelegd voor een bedrag van €
1.800.000.
2.9 Mr. S heeft zich op 6 januari 2020 aan de zaak van klager onttrokken.
2.10 In augustus 2020 heeft verweerder, na overleg met klager, contact met mr. De
J gezocht om de zaak van klager verder te behandelen.
2.11 Verweerder heeft alle kosten met betrekking tot de zaak van klager voor zijn
rekening genomen, waaronder de griffierechten en de kosten van mr. S.
2.12 Op 2 februari 2022 heeft verweerder zich laten uitschrijven als advocaat.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klager niet op de hoogte te houden met betrekking tot het geschil met de wederpartij,
ondanks verzoeken daartoe van klager;
b) klager niet op de hoogte te stellen van de inschakeling van mr. S, die in de plaats
van verweerder in rechte ging optreden namens klager;
c) tijdens de comparitie van partijen op 11 januari 2019 door mr. S aan de rechter
valselijk te laten melden dat klager afwezig was door ziekte, waardoor ten onrechte
het vermoeden is gewekt dat klager mentaal niet tegen een zitting opgewassen was;
d) nimmer correspondentie van verweerder met mr. S of van mr. S aan klager te hebben
verstrekt waardoor klager daarmee pas bekend is geworden via zijn opvolgend advocaat,
mr. De J, en nimmer contact met mr. S te hebben gehad.
4 VERWEER
Klachtonderdeel a)
4.1 Verweerder erkent dat hij is tekortgeschoten in het informeren van klager over
de voortgang van het geschil met de wederpartij. Ter toelichting heeft verweerder
ter zitting gesteld dat klager en zijn vrouw de ouders zijn van zijn partner. Al eerder
heeft hij wat juridische werkzaamheden voor klager gedaan. Voor deze werkzaamheden
in de familiesfeer heeft hij nooit opdrachtbevestigingen gestuurd of aan klager en
zijn echtgenote iets in rekening willen brengen. Ook in de onderhavige kwestie wilde
hij zijn schoonouders zoveel mogelijk in de luwte houden en daarom niet lastigvallen
als dat in zijn visie niet nodig was. Verweerder erkent ook nalatig te zijn geweest
door het laatste schikkingsvoorstel van de wederpartij voor een bedrag van € 1.800.000,-
niet met klager te delen en te bespreken. Dat had toen in zijn visie ook geen zin
omdat klager hem vanaf het begin duidelijk had gemaakt dat hij op geen enkele wijze
wilde schikken en de rechter maar uitspraak moest doen. Bovendien stond de aansprakelijkheid
van klager in rechte al vast en was het wachten op de schadestaatprocedure, waarnaar
ook in die e-mail met het absurde schikkingsvoorstel werd verwezen. Dat de wederpartij
daarna voor genoemd bedrag conservatoir beslag onder klager heeft gelegd, zag verweerder
na al die tijd niet meer aankomen, zodat hij klager daarvoor ook niet heeft gewaarschuwd.
Verweerder heeft voor zijn ontoelaatbare handelwijze opnieuw ter zitting zijn verontschuldigingen
aan klager en zijn echtgenote aangeboden. Ook heeft hij klager gewezen op de mogelijkheid
om zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering aan te schrijven, aldus verweerder.
Klachtonderdelen b), c) en d)
4.2 Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij het niet sjiek vond om op zijn
naam bij de rechtbank Overijssel te procederen namens klager omdat hij daar een rechter
privé kent. Om die reden heeft hij mr. S ingeschakeld om naar buiten op te treden
als advocaat van klager, terwijl hij zelf achter de schermen de processtukken heeft
gemaakt. Verweerder heeft mr. S zelf betaald voor de in zijn opdracht verrichte werkzaamheden.
Op zijn verzoek heeft mr. S tijdens de comparitie van partijen aangegeven dat klager
door ziekte daar niet bij aanwezig kon zijn, omdat verweerder dat toen het beste leek.
Achteraf bezien is dat een zeer onjuiste inschatting van hem geweest. Ter voorbereiding
van de comparitie is tussen verweerder en mr. S de correspondentie tussen mr. S en
klager ter sprake gekomen. Hoewel verweerder geen aan klager gerichte brieven van
mr. S in het dossier heeft aangetroffen en klager ook ontkent ooit contact met mr.
S te hebben gehad, erkent verweerder dat hij ook hierin is tekortgeschoten. Hij had
eventueel aanwezige correspondentie van mr. S aan klager moeten doorsturen en heeft
dit niet gedaan.
5 BEOORDELING
5.1 In deze zaak staat de vraag centraal of verweerder de zaak van klager tegen de
heer S heeft behandeld met voldoende zorg voor de belangen van klager, als bedoeld
in artikel 46 Advocatenwet. De raad neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
5.2 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij
de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten
handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen.
Bij deze toetsing betrekt de tuchtrechter de kernwaarden zoals omschreven in art.
10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die
regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van
belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen
hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval
beoordeeld (HvD 17 oktober 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:182).
5.3 Met betrekking tot de rol van advocaat is onder meer gedragsregel 2 lid 1 geformuleerd,
waaruit volgt dat een advocaat moet vermijden dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening
van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen.
Klachtonderdeel a)
5.4 Vaststaat dat verweerder klager in het geheel niet op de hoogte heeft gehouden
van ontwikkelingen in het geschil van klager met de heer S. Ook staat vast dat verweerder
klager niet op de hoogte heeft gebracht van het finale schikkingsvoorstel van de wederpartij
in juli 2019. Dat verweerder ook heeft nagelaten om binnen de door de wederpartij
gestelde termijn te reageren, kan allicht een aanleiding voor de heer S zijn geweest
om kort daarna voor € 1.800.000,- conservatoir beslag te leggen onder klager, wat
voor klager en zijn echtgenote persoonlijk een grote schok moet zijn geweest. Met
deze handelwijze is verweerder naar het oordeel van de raad dan ook op zeer ernstige
wijze tekortgeschoten in de zorg jegens klager, wat hem tuchtrechtelijk wordt aangerekend.
Klachtonderdeel a) wordt dan ook door de raad gegrond verklaard.
Klachtonderdelen b), c) en d)
5.5 Gezien de samenhang tussen deze verwijten ziet de raad aanleiding om deze gelijktijdig
te beoordelen.
5.6 Ten aanzien van de inschakeling door verweerder van mr. S als procesadvocaat staat
vast dat verweerder klager daarover niet op voorhand heeft ingelicht. Of mr. S hierover
zelf contact met klager heeft gehad, wat door klager wordt betwist, laat onverlet
dat verweerder dit zelf vooraf met klager had moeten bespreken. De raad acht het daarnaast
zeer ernstig dat verweerder aan mr. S heeft gevraagd om tijdens de comparitie van
partijen te laten melden dat klager ziek was. Niet alleen was klager niet op de hoogte
van die comparitie: de raad is gebleken dat klager toen naar zijn zeggen helemaal
niet ziek was. Voor zover verweerder, zoals hij ter zitting heeft verklaard, het nut
van de comparitie niet in zag omdat klager in zijn visie pertinent niet wilde schikken,
had het ook op zijn weg gelegen om de rechtbank op voorhand daarover in te (laten)
lichten. Met die informatie had de rechtbank kunnen beslissen om de comparitie geen
doorgang te laten vinden. Verweerder heeft er echter voor gekozen om de rechtbank
willens en wetens te misleiden door mr. S een valse verklaring over klager te laten
geven.
5.7 Verweerder heeft erkend dat hij ook ten aanzien van deze verwijten is tekortgeschoten
in zijn zorgplicht jegens klager. Nu ook hiervan aan verweerder een tuchtrechtelijk
verwijt wordt gemaakt, zal de raad ook klachtonderdelen b), c) en d) gegrond verklaren.
5.8 De raad ziet in de hiervoor geschetste omstandigheden ambtshalve aanleiding om
op grond van artikel 48 lid 9 Advocatenwet te bepalen dat verweerder jegens klager
niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening
betaamt.
6 MAATREGEL
6.1 De raad heeft de klacht geheel gegrond verklaard. Verweerder is met zijn handelwijze
op ernstige wijze tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager als bedoeld in
artikel 46 Advocatenwet door klager niet op de hoogte te houden van de ontwikkelingen
in zijn zaak en door beslissingen buiten klager om te nemen. Daarnaast heeft verweerder
naar het oordeel van de raad ook onvoldoende professionele distantie in acht genomen
vanwege zijn gevoelde nauwe betrokkenheid bij klager, waardoor hij in strijd heeft
gehandeld met die kernwaarde zoals genoemd in artikel 10a lid 1 sub a Advocatenwet
en met gedragsregel 2 lid 1. Door klager bovendien niet op de hoogte te stellen van
het inschakelen van mr. S als procesadvocaat en mr. S te vragen om tijdens de - voor
klager onbekende - comparitie van partijen te melden dat klager wegens ziekte niet
aanwezig kon zijn, heeft verweerder ook niet integer gehandeld jegens klager en jegens
de rechtbank en gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarmee heeft
verweerder ook deze kernwaarde geschonden, zoals genoemd in artikel 10a lid 1 sub
d Advocatenwet.
6.2 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de door hem gemaakte keuzes zijn ingegeven
door zijn wens om zijn ‘schoonouders’ uit de wind te houden maar dat hij achteraf bezien anders had moeten handelen en
dat hij hiervoor zijn welgemeende excuses aanbiedt. Gelet hierop, de ter zitting door
de raad geconstateerde gevolgen van het handelen van verweerder voor de familieverhoudingen
en nu de raad is gebleken dat verweerder geen geldelijk gewin heeft gehad maar alle
kosten voor zijn rekening heeft genomen, ziet de raad aanleiding om vanwege die verzachtende
omstandigheden geen voorwaardelijke schorsing op te leggen maar te volstaan met het
opleggen van een berisping aan verweerder.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- of 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen
vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b) en
c) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 21-790/AL/OV.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op
de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;
- bepaalt dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij
een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.
Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 20 juni 2022