ECLI:NL:TADRARL:2022:128 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-475/AL/MN 21-476/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:128
Datum uitspraak: 13-06-2022
Datum publicatie: 07-07-2022
Zaaknummer(s):
  • 21-475/AL/MN
  • 21-476/AL/MN
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 juni 2022
in de zaken 21-475/AL/MN en 21-476/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2021 op de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 oktober 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 28 mei 2021 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken 1261814 en 1262781 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 9 augustus 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klacht 1. kennelijk niet-ontvankelijk en klacht 2. deels kennelijk ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen.
1.4 Op 18 augustus 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 april 2022. Daarbij was verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet zijn genoemd in het verzetschrift van 18 augustus 2021.
2.2 Met betrekking tot de feiten heeft klager aangevoerd dat in de voorzittersbeslissing onder 1.2. ten onrechte wordt gesteld dat de moeder en de zus van M.V. zich op enig moment in 2012 of 2013 tot verweerder en later mr.  H. hebben gewend. Dit is onjuist omdat formeel alleen de moeder van M.V. zich in 2013 tot verweerder heeft gewend, aldus klager.
2.3 Voor het overige komt klager tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, zal de raad het verzet ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, E.M.G. Pouls H.K. Scholtens en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2022.

Griffier                                                 Voorzitter
 
Verzonden d.d. 13 juni 2022