ECLI:NL:TADRARL:2022:112 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-885/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:112 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2022 |
Datum publicatie: | 21-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 20-885/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Preliminair verweer dat voorzitter en raad niet bevoegd zijn om op de klacht en het verzet van klager te beslissen, wordt verworpen. De raad oordeelt het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 mei 2022
in de zaak 20-885/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 22 februari 2021 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 april 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1142271/AS/SD
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 22 februari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 22 maart 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 april 2022. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
1.7 Met door klager per e-mail nagezonden stukken is door de raad geen rekening gehouden,
omdat deze krachtens het Landelijke Procesreglement Raden van Discipline te laat zijn
ingediend.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) de voorzitter was niet bevoegd om over de klacht te beslissen omdat rechters volgens
uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het ressort Arnhem-Leeuwarden
geen zaken mogen behandelen die in direct verband staan tot mr. R wegens belangenverstrengeling;
b) ten onrechte heeft klager van de voorzitter niet de gelegenheid gekregen om onderbouwende
stukken toe te sturen of om op een zitting zijn verhaal te doen en getuigen op te
roepen, terwijl genoemde mr. R valselijk vonnissen heeft uitgesproken en bewezen onrechtmatig
jegens klager en zijn bedrijven heeft gehandeld;
c) ten onrechte heeft de voorzitter miskend dat verweerder heeft samengespannen met
mr. R tegen klager met een opzettelijk geplande aanval met nu al 94 rechtszaken tegen
de bedrijven van klager en door opzettelijk de rechtsgang te frustreren om verstekvonnissen
te krijgen of rechters omissies te laten plegen, waarover klachten bij het gerechtshof
Den Haag zijn ingediend en verweerder voor de daardoor door klager en zijn bedrijven
geleden schade aansprakelijk wordt gehouden.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
Ten aanzien van de bevoegdheid van de raad
4.1 Tijdens de zitting bij de raad heeft klager zijn meest verstrekkende verweer,
dat de voorzitter en raad niet bevoegd zijn om te oordelen, nader toegelicht en na
schorsing van de raad op verzoek van de voorzitter uitdrukkelijk gehandhaafd. De raad
overweegt daarover als volgt.
4.2 Op grond van artikel 46c Advocatenwet worden klachten tegen advocaten ingediend
bij de deken van de orde waartoe die advocaten behoren. Verweerder houdt kantoor in
het arrondissement van de deken Midden-Nederland zodat door die deken de klacht van
klager over verweerder is onderzocht. Na afronding van het onderzoek heeft de deken
de klacht van klager over verweerder ter kennis gebracht van deze raad. Dat heeft
de deken terecht op grond van artikel 46aa Advocatenwet gedaan. Volgens die bepaling
bevindt zich in het rechtsgebied (ressort) van elk gerechtshof een raad van discipline
wiens rechtsgebied samenvalt met dat van het gerechtshof en die de tuchtrechtspraak
in eerste aanleg uitoefent met betrekking tot de advocaten, kantoorhoudende in dat
gebied. Dit betekent dat deze raad de tuchtrechtspraak uitoefent van advocaten die
kantoorhouden in het ressort van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zoals verweerder.
Daarbij merkt de raad nog op dat, anders dan klager stelt, het tuchtrechtelijk oordeel
over het handelen van een advocaat volstrekt losstaat van civiele of strafrechtelijke
oordelen in procedures van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
4.3 Op grond van het voorgaande oordeelt de raad dat zowel de voorzitter als de raad
bevoegd is om te oordelen over de klacht en het verzet van klager tegen verweerder.
Dit bevoegdheidsverweer van klager wordt dan ook verworpen. De raad zal hierna oordelen
over het door klager ingediende verzetschrift.
Ten aanzien van het verzet
4.4 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.5 De raad is van oordeel dat de door klager in zijn verzetschrift en ter zitting
aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste
maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden
van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden.
4.6 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart zich bevoegd om te oordelen over het verzet;
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 9 mei 2022