ECLI:NL:TADRARL:2022:107 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-145/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:107 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-04-2022 |
Datum publicatie: | 10-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-145/AL/MN |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwardenvan 25 april
2022
in de zaak 21-145/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 28 juni 2021 op de klacht van:
klager
over
verweerder
gemachtigde: mr. Van der H, advocaat te [plaats]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12 oktober 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 12 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1263721/FH/SD
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 28 juni 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 15 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 februari 2022. Daarbij
waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen
van klager van 26 januari 2022.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
I. de voorzitter heeft ten aanzien van klachtonderdeel a) miskend dat verweerder in
elk geval vanaf 11 mei 2018, na ontvangst van de inloggegevens, de beschikking heeft
gehad over de complete (louter) digitale administratie van de failliet, waaronder
het backofficestysteem en ook het boekhoudpakket, althans beschikte verweerder naar
zijn zeggen in elk geval vanaf 24 augustus 2018 over het digitale boekhoudpakket.
Daarover heeft verweerder structureel gelogen bij de rechtbank en het gerechtshof
en daardoor in strijd met gedragsregel 8 gehandeld;
II. de voorzitter heeft ten aanzien van klachtonderdeel b) miskend dat verweerder
zich met zijn buitensporige en niet-onderhandelbare versie van zijn volmacht niets
heeft aangetrokken van de richtlijnen van de rechter-commissaris over de inhoud daarvan,
terwijl de versie van de volmachten van verweerder bovendien niet inhoudelijk door
de rechtbank is getoetst. Verweerder heeft met zijn versie van de volmacht een niet
gerechtvaardigd voordeel gecreëerd door misbruik te maken van de omstandigheden door
een langdurige faillissementsgijzeling van klager;
III. de voorzitter heeft ten aanzien van klachtonderdeel c) ook miskend dat verweerder
zonder wettelijke basis een verklaring van klager heeft geëist en dat als harde voorwaarde
heeft gesteld voor schorsing van de inbewaringstelling van klager. Daarbij is ten
onrechte als waar aangenomen dat de advocaat van klager aan verweerder zou hebben
gemeld dat klager die verklaring zou willen afgeven, terwijl klager zichzelf vanzelfsprekend
niet in de Belgische strafprocedure tegen hem zou willen belasten;
IV. ten aanzien van klachtonderdeel d) heeft de voorzitter ten onrechte overwogen
zoals door hem gedaan, terwijl het voor klager niet mogelijk is onweerlegbaar bewijs
te leveren dat verweerder in de verslagen onjuiste feiten heeft geponeerd. Het had
dan ook op de weg van de voorzitter gelegen daarover nadere vragen te stellen aan
verweerder en bewijsstukken op te vragen, wat ten onrechte en ten nadele van klager
niet is gebeurd;
V. tot slot heeft de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel e) miskend dat het
faillissement van klager het verdienmodel is geworden van verweerder, waardoor sprake
was van een overduidelijke misdraging van en excessieve urenbesteding door verweerder.
2.2 Tegen de vaststaande feiten komt klager in zoverre op dat hij stelt dat de voorzitter
geen rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
De voorzitter heeft de feiten volgens hem selectief gekozen om een vooringenomen standpunt
te verdedigen. Nu de voorzitter zijn beslissingen heeft gebaseerd op onjuiste en onvolledige
feiten dient het verzet gegrond te worden verklaard en moet door de raad een nader
onderzoek plaatsvinden naar de klachtonderdelen.
2.3 Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter. De raad ziet in hetgeen klager ten aanzien van de
door de voorzitter vastgestelde feiten in zijn verzet heeft aangevoerd, geen aanleiding
om de feiten daarmee uit te breiden.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, P.Th. Mantel, A.W. Siebenga, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 25 april 2022