ECLI:NL:TADRARL:2021:90 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-593

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:90
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 27-05-2021
Zaaknummer(s): 19-593
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De voorzitter heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.  Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2021

in de zaak 19-593/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend  voorzitter van de raad van discipline van 11 december 2019 op de klacht van:

klager

over

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 8 april 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 21 augustus 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 18/126 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 11 december 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is dezelfde dag verzonden aan partijen.

1.4    Op 25 december 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 2 januari 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 maart 2021. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet met het oordeel van de voorzitter kan verenigen. In dat verband heeft klager gesteld dat zijn klacht over het handelen van verweerster duidelijk is. De raad zal hierna, bij de beoordeling van het verzet, op de stellingen van klager ingaan.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. Klager heeft in het verzetschrift zijn eerdere standpunten over het handelen van verweerster herhaald en niet helder gemaakt waarom het oordeel van de voorzitter over de klacht niet juist zou zijn. Uit de voorzittersbeslissing blijkt dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en is ingegaan op de standpunten zoals klager die in zijn klachtbrief van 8 april 2018 heeft verwoord. Ook blijkt uit de beslissing dat de voorzitter rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Met de brief van 25 december 2019, waar klager ter zitting op heeft gewezen, heeft de voorzitter geen rekening kunnen houden. Deze brief is het verzetschrift en dat dateert van na de beslissing van de voorzitter. De raad heeft deze brief wel meegewogen, zoals hiervoor toegelicht.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2021.

Griffier                                                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 10 mei 2021