ECLI:NL:TADRARL:2021:76 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-352

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:76
Datum uitspraak: 03-05-2021
Datum publicatie: 06-05-2021
Zaaknummer(s): 20-352
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetschrift niet-ontvankelijk wegens termijn overschrijding. Als reden voor deze termijnoverschrijding noemen klagers dat zij tweemaal op het verkeerde been zijn gezet. De eerste maal omdat bovenaan de beslissing een andere datum stond vermeld dan onderaan de beslissing en de tweede maal op grond van van de griffie ontvangen informatie. Deze omstandigheden leveren naar het oordeel van de raad echter geen bijzondere omstandigheid op die de termijnoverschrijding rechtvaardigt. Blijkens hun weergave van het telefoongesprek met de griffie kenden klagers de ingangsdatum van de verzettermijn, onderaan de beslissing was de verzettermijn vermeld alsmede dat deze een dag na verzending ging lopen en tijdens het telefoongesprek met de griffie is niet over een concrete einddatum van de verzettermijn gesproken. Dat klagers ervan uit gingen dat de verzettermijn op 12 november 2020 verliep komt voor hun risico. De termijnoverschrijding is dan ook niet toelaatbaar (verschoonbaar).

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2021

inzake ontvankelijkheid verzet in de zaak 20-352/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 oktober 2020 op de klacht van:

klager

en

klaagster

tezamen ook: klagers

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 26 november 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Op 14 mei 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 51/19/089 van de deken ontvangen.

1.2    Bij beslissing van 12 oktober 2020 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 12 oktober 2020 verzonden aan partijen.

1.3    Door klagers is verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 12 november 2020 per e-mail ontvangen.

1.4    Bij brief van 22 december 2020 heeft de griffie aan partijen laten weten dat het verzetschrift niet binnen de wettelijke termijn door de raad is ontvangen wat tot niet-ontvankelijkheid van het verzet kan leiden. In deze brief zijn klagers in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen gemotiveerd uiteen te zetten waarom zij vinden dat het te laat ingediende verzetschrift wel door de raad in behandeling zou moeten worden genomen en dus ontvankelijk is. Voorts is verweerder in deze brief in de gelegenheid gesteld op het schriftelijke standpunt van klagers binnen een nader te bepalen termijn te reageren, waarna de raad een schriftelijke beslissing zal nemen over (alleen) de ontvankelijkheid van het verzetschrift.

1.5    Bij brief van 4 januari 2021 hebben klagers toegelicht waarom het verzetschrift niet binnen de wettelijke termijn van 30 dagen is ingediend. Klagers zijn, aldus hun toelichting, voor wat betreft de verzettermijn tweemaal op het verkeerde been gezet en wel de eerste maal omdat bovenaan de beslissing een andere (latere) datum dan die van de beslissing was vermeld (namelijk 23 oktober 2020) en wel de tweede maal op grond van tijdens een telefoongesprek van 11 november 2020 met een griffiemedewerker van de raad verkregen informatie.

1.6    Klagers hebben genoemd telefoongesprek als volgt samengevat.

“Ik had eigenlijk alleen een vraag over de termijn, want ik ben natuurlijk geen advocaat, maar ik denk dat ik weet hoe het zit, maar ik wou even bevestiging. Hij is op 12 oktober aan ons verzonden en nu moeten we binnen 30 dagen na verzending, is aangegeven, en dan staat er verder op, de termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending, dus dat zou dan 13 oktober zijn, dat die termijn begint. Dan is 30 dagen eindigt dan op de 12e, volgens mij.”

Deze zin maakt zij (de griffiemedewerkster) af met:

“En de 30e dag moet het bij ons binnen zijn. Dat mag per e-mail, maar op de 30e dag moet die bij ons binnen zijn.”

In het verloop van het telefoongesprek is, aldus klagers, ook nog bevestigd dat klagers inderdaad vanaf de 13e oktober met tellen moesten beginnen.

1.7    Bij brief d.d. 27 januari 2021 aan de raad heeft verweerder op deze toelichting van klagers gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat klagers er ten onrechte vanuit zijn gegaan dat 12 november 2020 de laatste dag van de verzettermijn was, dat dit voor risico van klagers komt, dat het verzetschrift te laat is ingediend en dat klagers derhalve niet-ontvankelijk zijn in hun verzet.

1.8    De zaak is geplaats op de zitting van 8 maart 2021. Beide partijen hebben ingestemd met een schriftelijke afhandeling van de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet.

2    BEOORDELING ONTVANKELIJKHEID

2.1    Op grond van de artikelen 46j en 46h Advocatenwet moet het verzet binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing worden ingesteld. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van de verzending van de beslissing. In dit geval op 13 oktober 2020. Het verzet dient uiterlijk op de 30e dag van de verzettermijn door de griffie te zijn ontvangen. In dit geval dus 11 november 2020. De griffie heeft het verzetschrift op 12 november 2020 ontvangen, derhalve een dag te laat.

2.2    Als reden voor deze termijnoverschrijding noemen klagers dat zij tweemaal op het verkeerde been zijn gezet. De eerste maal omdat bovenaan de beslissing een andere datum stond vermeld dan onderaan de beslissing en de tweede maal op grond van van de griffie ontvangen informatie. Deze omstandigheden leveren naar het oordeel van de raad echter geen bijzondere omstandigheid op die de termijnoverschrijding rechtvaardigt. Blijkens hun weergave van het telefoongesprek met de griffie kenden klagers de ingangsdatum van de verzettermijn, onderaan de beslissing was de verzettermijn vermeld alsmede dat deze een dag na verzending ging lopen en tijdens het telefoongesprek met de griffie is niet over een concrete einddatum van de verzettermijn gesproken. Dat klagers ervan uit gingen dat de verzettermijn op 12 november 2020 verliep komt voor hun risico. De termijnoverschrijding is dan ook niet toelaatbaar (verschoonbaar).

2.3    Het bovenstaande betekent dat de raad klagers in hun verzet niet-ontvankelijk zal verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun verzet.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2021.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 3 mei 2021