ECLI:NL:TADRARL:2021:386 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-915/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:386 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2021 |
Datum publicatie: | 25-08-2022 |
Zaaknummer(s): | 20-915/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 31 mei 2021
in de zaak 20-915/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 26 november 2020 met kenmerk 2020KNN097/1208156, door de raad ontvangen op 26 november 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager verblijft als terbeschikkinggestelde in het Forensisch Psychiatrisch Centrum
De Pompestichting, locatie Zeeland.
1.2 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel,
houdende verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
1.3 Klager werd in deze procedure eerst bijgestaan door mr. Van R te [plaats]. Nadat
klager had aangegeven niet langer bijgestaan te willen worden door mr. Van R, heeft
het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, bij beslissing van 27 februari
2020 besloten dat er aan klager een andere raadsman zou worden toegevoegd op grond
van het bepaalde in artikel 509a e.v. van het Wetboek van Strafvordering (hierna:
Sv).
1.4 Het gerechtshof heeft hiervoor verweerder benaderd, die vervolgens als raadsman
is toegevoegd.
1.5 Verweerder heeft klager op 6 mei 2020 in de kliniek te Zeeland bezocht.
1.6 Verweerder is op de zitting van 14 mei 2020 bij het gerechtshof als raadsman van
klager opgetreden.
1.7 Op 26 juni 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tegen de wil van
klager heeft gehandeld en zich niet uit de zaak heeft teruggetrokken.
2.2 Klager heeft ter onderbouwing van deze klacht onder meer de volgende omstandigheden
aangevoerd. Klager wenste dat verweerder het hof zou wraken, maar verweerder heeft
dit geweigerd. Verweerder heeft ook geweigerd om ter zitting alle - te weten 184 -
door klager aangegeven onjuistheden in het verlengingsadvies te bespreken. Klager
heeft aan het eind van de zitting een wrakingsverzoek ingediend. Verweerder heeft
daarop op de zitting aangegeven dat dit verzoek niet in behandeling behoeft te worden
genomen. Door niet te zorgen dat alle onjuistheden in het verlengingsadvies en de
beslissing in eerste aanleg ter terechtzitting van het hof werden behandeld, is verweerder
in gebreke gebleven om te zorgen dat klager een eerlijke behandeling van zijn zaak
kreeg. Verweerder heeft de kans om tot een (voorwaardelijke) beëindiging van de terbeschikkingstelling
te komen, bij voorbaat opgegeven.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
3.2 Verweerder is een ex artikel 509a Sv toegevoegde advocaat. De positie van zo een
advocaat is een bijzondere. De raadsman handelt en treeft op ook als de cliënt geen
rechtsbijstand wil of zich niet kan verenigen met de wijze waarop de raadsman invulling
geeft aan zijn taak. Gezien zijn bijzondere positie heeft verweerder zich juist niet
als raadsman teruggetrokken.
3.3 Verweerder heeft klager uitgelegd waarom hij geen wrakingsverzoek wilde indienen.
Het hof ging niet akkoord met het bespreken van alle 184 bezwaren van klager op het
verlengingsadvies. Verweerder heeft de meest essentiële vragen aan de deskundige ter
zitting gesteld. Ook de beslissing waarvan beroep is aan de orde gesteld. Het voorstel
van klager om de terbeschikkingstelling al dan niet onder voorwaarden door het hof
te doen eindigen, was in het geheel niet reëel. In een dergelijk evident geval moet
een raadsman dat dan ook niet voorstellen.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die
de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met
de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan.
De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar
worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele
standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD
5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De voorzitter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die
van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
4.2 De voorzitter stelt in de onderhavige zaak het volgende voorop. De penitentiaire
kamer van het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn beslissing op grond van artikel
509a Sv overwogen dat klager in die procedure niet in staat is zijn belangen behoorlijk
te behartigen en heeft op de voet van artikel 509c Sv een raadsman toegevoegd. Verweerder
is na die uitspraak - op verzoek van het hof - klager als toegevoegde raadsman gaan
bijstaan.
4.3 De wet verbindt aan een beslissing ex artikel 509a Sv procedurele gevolgen. Eén
van die procedurele gevolgen is de toevoeging van een raadsman op de voet van artikel
509c Sv. Met een ingevolge die wettelijke bepaling aan een verdachte toegevoegde raadsman
wordt de in beginsel aan een verdachte toekomende keuzevrijheid zichzelf dan wel door
een raadsman te laten verdedigen in zoverre doorbroken dat die raadsman tot optreden
niet alleen bevoegd maar bovendien gehouden is. Dat een verdachte te kennen geeft
geen rechtsbijstand te wensen of zich niet te kunnen verenigen met de wijze waarop
die raadsman daaraan invulling geeft, doet daaraan niet af. Kortom: rechtsbijstand,
ook tegen de (verklaarde) wil van een verdachte.
4.4 Klager verwijt verweerder - kort gezegd - dat hij zich niet heeft onttrokken aan
de zaak, heeft geweigerd om een wrakingsverzoek in te dienen en heeft geweigerd om
alle door klager onjuistheden in het verlengingsadvies op de zitting te bespreken.
De voorzitter is van oordeel dat uit het dossier is gebleken dat verweerder door op
deze wijze op te treden, in het belang van klager heeft gehandeld. Voorts is van belang
dat verweerder aan klager heeft proberen uit te leggen waarom hij voor deze aanpak
heeft gekozen. Dat verweerder daarmee (deels) geen gevolg heeft gegeven aan de wensen
van zijn cliënt, is in deze zaak, vanwege de bijzondere positie van verweerder, niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gelet op het bovenstaande zal de voorzitter de klacht
kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 31 mei 2021