ECLI:NL:TADRARL:2021:381 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-634/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:381
Datum uitspraak: 19-04-2021
Datum publicatie: 22-08-2022
Zaaknummer(s): 20-634/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door - zonder instemming van de advocaat van klager of overleg met de deken - een confraternele brief in het geding te brengen. Ingevolge Gedragsregel 12 (oud) mag op mededelingen van de ene advocaat aan de ander in rechte geen beroep worden gedaan zonder voorafgaand overleg met de betrokken advocaat. Ingevolge Gedragsregel 26 (nieuw) moet een advocaat die een vertrouwelijke mededeling aan een andere advocaat wenst te doen, dit vooraf duidelijk kenbaar te maken. De overgangsregel bij de inwerkingtreding van Gedragsregel 26 (nieuw) luidt dat communicatie die tot inwerkingtreding van de nieuwe Gedragsregel plaatsvond, vertrouwelijk blijft. De raad stelt vast dat de overgelegde brief is gedateerd op 20 september 2017. Op dat moment was de oude gedragsregel nog van kracht. De brief is op 25 juni 2019 door verweerder in het geding gebracht. Op dat moment waren de nieuwe Gedragsregels 2018 van kracht. Het overgangsrecht bij Gedragsregel 26 is in het onderhavige geval van toepassing. Dat betekent dat verweerder naar het oordeel van de raad met zijn handelen naar de letter in strijd met de gedragsregel heeft gehandeld.    De raad acht bij de beoordeling van deze klacht echter van belang dat verweerder - direct - gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de wederpartij om de brief in te trekken. Voorts is van belang dat de inhoud van de brief verder geen rol heeft gespeeld in de procedure en dat verweerder aan de advocaat van de wederpartij zijn excuses heeft aangeboden. Gelet op de genoemde omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder in de onderhavige zaak weliswaar in strijd met de letter van de gedragsregels heeft gehandeld maar niet in strijd met de geest daarvan. De raad is van oordeel dat verweerder dan ook niet onbetamelijk heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en dat zijn handelen daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad verklaart deze klacht daarom ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 19 april 2021
in de zaak 20-634/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigde: A.L.
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 augustus 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1183336 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 19 februari 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager was niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is verwikkeld in een geschil met de heer H. Klager wordt bijgestaan door mr. K. De heer H. wordt bijgestaan door verweerder.
2.3 Klager is een civielrechtelijke procedure gestart bij de rechtbank Rotterdam waarin hij een bedrag van € 40.000,- vordert van de heer H. 
2.4 Op 3 juli 2019 stond een comparitie gepland in voornoemde procedure. In verband met deze comparitie heeft verweerder op 25 juni 2019 een confraternele brief van 20 september 2017 van mr. Van L. (kantoorgenoot van verweerder) aan mr. K. ingebracht.
2.5 Op 3 juli 2019 heeft mr. A. van het kantoor van mr. K. een e-mail gestuurd aan verweerder waarin wordt aangevoerd dat de brief niet mag worden overgelegd en wordt medegedeeld dat wordt overwogen om een klacht bij de deken in te dienen, indien de brief niet wordt ingetrokken. Deze e-mail heeft verweerder tijdens het voorbereidende gesprek met de heer H. en voorafgaand aan de zitting gelezen. Verweerder heeft tijdens de comparitie de brief ingetrokken. 
2.6 Na de zitting heeft verweerder per e-mail aan mr. A. bevestigd dat de brief is ingetrokken.
2.7 Op 31 juli 2019 is eindvonnis gewezen. De vorderingen van klager zijn afgewezen en de reconventionele vordering van de heer H. is afgewezen. 

3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door - zonder instemming van de advocaat van klager of overleg met de deken - een confraternele brief in het geding te brengen.

4 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht aangevoerd dat de brief geen vertrouwelijke inhoud had. Bovendien had hij de brief direct ingetrokken op het moment dat klager daarom vroeg.

5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
5.2 De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.
5.3 Ingevolge Gedragsregel 12 (oud) mag op mededelingen van de ene advocaat aan de ander in rechte geen beroep worden gedaan zonder voorafgaand overleg met de betrokken advocaat. Ingevolge Gedragsregel 26 (nieuw) moet een advocaat die een vertrouwelijke mededeling aan een andere advocaat wenst te doen, dit vooraf duidelijk kenbaar te maken. De overgangsregel bij de inwerkingtreding van Gedragsregel 26 (nieuw) luidt dat communicatie die tot inwerkingtreding van de nieuwe Gedragsregel plaatsvond, vertrouwelijk blijft.
5.4 De raad stelt vast dat de overgelegde brief is gedateerd op 20 september 2017. Op dat moment was de oude gedragsregel nog van kracht. De brief is op 25 juni 2019 door verweerder in het geding gebracht. Op dat moment waren de nieuwe Gedragsregels 2018 van kracht. Het overgangsrecht bij Gedragsregel 26 is in het onderhavige geval van toepassing. Dat betekent dat verweerder naar het oordeel van de raad met zijn handelen naar de letter in strijd met de gedragsregel heeft gehandeld.   
5.5 De raad acht bij de beoordeling van deze klacht echter van belang dat verweerder - direct - gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de wederpartij om de brief in te trekken. Voorts is van belang dat de inhoud van de brief verder geen rol heeft gespeeld in de procedure en dat verweerder aan de advocaat van de wederpartij zijn excuses heeft aangeboden.
5.6 Gelet op de onder 5.5 genoemde omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder in de onderhavige zaak weliswaar in strijd met de letter van de gedragsregels heeft gehandeld maar niet in strijd met de geest daarvan. De raad is van oordeel dat verweerder dan ook niet onbetamelijk heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en dat zijn handelen daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad zal deze klacht daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. P. Rijnsburger, S.H.G. Swennen, S.J. de Vries, en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2021.

Griffier                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 19 april 2021