ECLI:NL:TADRARL:2021:373 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-390/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:373
Datum uitspraak: 29-11-2021
Datum publicatie: 16-06-2022
Zaaknummer(s): 21-390/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Samenhang met zaak 21-471/AL/MN/D. Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard dat hij een groot geldbedrag van zijn derdenrekening naar zijn privérekening heeft overgemaakt en vervolgens een deel daarvan heeft opgemaakt. De raad acht de gedragingen van verweerder bijzonder kwalijk en verwerpelijk. Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en in strijd gehandeld met de kernwaarde (financiële) integriteit en deskundigheid die van een advocaat wordt verlangd. Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en zijn handelen heeft het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Gelet op de ernst van de feiten acht de raad de oplegging van een zware maatregel in beginsel passend. Gelet echter op de beslissing van heden in het samenhangende dekenbezwaar tegen verweerder (met nummer 21-471/AL/MN/D), die grotendeels ziet op hetzelfde klachtwaardige handelen als in deze zaak en waarin verweerder een schrapping van het tableau opgelegd heeft gekregen, zal de raad in deze zaak geen maatregel opleggen. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 29 november 2021
in de zaak 21-390/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 januari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1315447 HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 De heer M. heeft op 18 december 2003 zijn onderneming verkocht aan K Adviseurs B.V. Daarna zijn diverse geschillen ontstaan tussen de heer M. en K Adviseurs B.V. De heer M. heeft zich destijds gewend tot verweerder. Verweerder heeft namens de heer M. tegen K Adviseurs B.V. geprocedeerd in 2008, 2013 en 2014.
2.3 Een deel van de koopprijs van de verkochte onderneming van de heer M. is op 14 juli 2008 door een notaris gestort op de derdengeldrekening van verweerder. K Adviseurs B.V. heeft op 1 december 2014 (of op een eerdere datum) derdenbeslag doen leggen op de derdengeldrekening van verweerder ten laste van de heer M.
2.4 Op 1 januari 2017 is K Adviseurs B.V. in staat van faillissement verklaard. De curator van K Adviseurs B.V. heeft mondjesmaat contact kunnen krijgen met verweerder.
2.5 Medio 2020 heeft klager, cessionaris van een vordering van de failliete vennootschap K Adviseurs B.V., op basis van een vonnis uit 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, executoriaal beslag doen leggen op de AOW-uitkering van de heer M.
2.6 Klager heeft verweerder, zonder resultaat, verzocht om informatie over het op de derdengeldrekening gestorte geldbedrag.
2.7 Op 17 december 2020 heeft klager de klacht tegen verweerder per brief ingediend. De klacht is vervolgens (nogmaals) per webformulier van 5 januari 2021 ingediend.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
op de verzoeken van klager en op verzoeken van de curator van de sinds 1 januari 2017 failliete vennootschap K Adviseurs B.V. om informatie te verstrekken over de toestand van gelden die op 14 juli 2008 gestort waren door een notaris te Amersfoort op de derdengeldrekening van stichting Beheer Derdengelden D Advocaten in verband met de afwikkeling van de verkoop van het bedrijf van de heer M., structureel niet te reageren, onvindbaar te zijn en te blijven.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft op de zitting van de raad de klacht geheel erkend. Op de zitting heeft verweerder nog het volgende verklaard:
M., zijn cliënt, moest hem nog betalen. M. had meermaals beloofd om dat te doen, maar hij deed dat niet. Omdat verweerder zijn geld niet kreeg, heeft hij in 2018 een bedrag van € 100.000 dat op zijn derdengeldrekening stond naar zijn privérekening overgemaakt. Dat betrof geld dat in 2008 was gestort door een notaris in verband met de afwikkeling van de verkoop van het bedrijf van M. aan (de vennootschap van) klager. Verweerder heeft dit gedaan zonder iemand daarvan op de hoogte te stellen en terwijl verweerder wist dat er derdenbeslag op die derdengeldrekening was gelegd. Verweerder heeft inmiddels ongeveer de helft van dat bedrag opgemaakt.

5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft aangevoerd dat klager geen belang heeft bij de klacht. Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Verweerder heeft een geldbedrag waarop klager recht zegt te hebben, van de derdengeldrekening naar zijn privérekening overgeschreven. Op vragen van klager over dat geld, heeft verweerder niet gereageerd. Gelet op die gang van zaken, is de raad van oordeel dat klager wel degelijk in zijn belang is of kan worden getroffen door het handelen van verweerder.
5.2 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
5.3 Verweerder heeft de door klager gestelde feiten erkend. Ter zitting van de raad heeft verweerder – kort gezegd – verder verklaard dat hij een bedrag van € 100.000 dat in de zaak van zijn cliënt tegen de heer K. door een notaris op zijn derdengeldrekening was gestort, naar zijn privérekening heeft overgemaakt. Vervolgens heeft hij een aanzienlijk deel daarvan opgemaakt en zich onbereikbaar gehouden voor klager en voor zijn eigen cliënt. Door het overboeken van dit geld naar zijn privérekening, waarvoor geen deugdelijke onderbouwing is gegeven, heeft verweerder alleen zijn eigen financiële belang voorop gesteld en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft de belangen van klager onnodig en ernstig geschaad. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6:19 Voda en de kernwaarde integriteit.
5.4 Voor zover verweerder heeft willen aanvoeren dat hij dit mocht doen omdat hij nog geld kreeg van zijn cliënt, is de raad van oordeel dat deze stelling van verweerder in het geheel niet is onderbouwd. Ook overigens is niet gebleken dat zijn cliënt verweerder nog geld schuldig was. Bovendien kan een advocaat slechts derdengelden aanwenden ter voldoening van een eigen declaratie als is voldaan aan de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 6:19 Voda. Aan geen van die voorwaarden heeft verweerder voldaan.
5.5 Gelet op het voorgaande zal deze klacht gegrond worden verklaard.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zonder geldige reden en terwijl hij wist dat daar door klager beslag op was gelegd, een groot geldbedrag van zijn derdengeldrekening naar zijn privérekening overgemaakt. Vervolgens heeft verweerder een aanzienlijk deel van dat geld opgemaakt. Verweerder heeft daarmee zowel zijn cliënt als klager ernstig benadeeld. Op vragen over dat geld van klager heeft verweerder niet gereageerd; hij heeft zich volkomen onbereikbaar gehouden.
6.2 De raad acht de gedragingen van verweerder bijzonder kwalijk en verwerpelijk. Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en in strijd gehandeld met de kernwaarde (financiële) integriteit en deskundigheid die van een advocaat wordt verlangd. Met dit alles heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en zijn handelen heeft het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad.
6.3 Gelet op de ernst van de feiten acht de raad de oplegging van een zware maatregel in beginsel passend. Gelet echter op de beslissing van heden in het samenhangende dekenbezwaar tegen verweerder (met nummer 21-471/AL/MN/D), die grotendeels ziet op hetzelfde klachtwaardige handelen als in deze zaak en waarin verweerder een schrapping van het tableau opgelegd heeft gekregen, zal de raad in deze zaak geen maatregel opleggen. 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- bepaalt dat om voornoemde reden geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H.J. Voors, H.Q.N. Renon en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.

Griffier                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 29 november 2021