ECLI:NL:TADRARL:2021:361 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-277/AL/MN/W

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:361
Datum uitspraak: 01-04-2021
Datum publicatie: 28-04-2022
Zaaknummer(s): 21-277/AL/MN/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen: Wraking
Inhoudsindicatie: Beslissing van de wrakingskamer. De wrakingskamer neemt het verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer niet in behandeling, wijst het verzoek tot wraking van de tuchtrechters af en bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker met betrekking tot deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwardenvan 1 april 2021
in de zaak 21-277/AL/MN/W
naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechters van de raad, ingediend door

verzoeker

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de raad is een klacht van verzoeker aanhangig, bekend onder zaaknummer 19-063/AL/MN.
1.2 Bij voorzittersbeslissing van 29 april 2019 is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard.
1.3 Verzoeker heeft op 1 mei 2019 verzet tegen deze voorzittersbeslissing ingesteld.
1.4 Daarna is tevergeefs getracht om een zitting te plannen voor de mondelinge behandeling van het verzet. Ook heeft verzoeker meerdere wrakingsverzoeken gedaan, die niet in behandeling zijn genomen.
1.5 Bij e-mail van 29 september 2020 heeft de griffier aan verzoeker en verweerder (in de verzetzaak) laten weten dat de verzetzaak schriftelijk zal worden afgedaan en partijen in (nogmaals) schriftelijk hun standpunten naar voren kunnen brengen.
1.6 Bij e-mail van 7 januari 2021 is aan verzoeker bericht dat de raad, bestaande uit mrs. J.R. Veerman, C.W.J. Okkerse en E.M.G. Pouls, op 18 januari 2021 uitspraak zullen doen in de verzetzaak.
1.7 Bij e-mail van 7 januari 2021 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. J.R. Veerman.
1.8 Bij brief van 15 januari 2021 (als bijlage bij een e-mail van 17 januari 2021) heeft verzoeker de wraking verzocht van mrs. J.R. Veerman, C.W.J. Okkerse en E.M.G. Pouls (hierna ook: de tuchtrechters).
1.9 De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking en hebben medegedeeld dat zij geen behoefte hebben op het verzoek te reageren.
1.10 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld. Bij e-mail van 22 maart 2021 zijn verzoeker en de tuchtrechters opgeroepen voor de wrakingszitting van 25 maart 2021. De dochter van verzoeker heeft bij e-mail van 22 maart 2021 laten weten dat haar vader is opgenomen met coronaklachten. Daarop is namens de voorzitter aan verzoeker doorgegeven dat de zitting niet zal worden aangehouden. Vervolgens heeft de dochter van verzoeker bij e-mail van 23 maart 2021 verzocht om wraking van de voorzitter van de wrakingskamer.
1.11 De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek behandeld op de zitting van 25 maart 2021. Verzoeker en de tuchtrechters waren daarbij niet aanwezig.

2 BEOORDELING VAN DE WRAKINGSVERZOEKEN
Verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer
2.1 Bij e-mail van 22 maart 2021 is namens verzoeker een verzoek gedaan om de zitting van de wrakingskamer van 25 maart 2021 aan te houden. Dat verzoek is door de voorzitter van de wrakingskamer afgewezen. Na die afwijzing is bij e-mail van 23 maart 2021 een verzoek tot wraking van mr. M.F.J.N. van Osch, de voorzitter van de wrakingskamer gedaan. Bij dit wrakingsverzoek is enkel verwezen naar een vonnis en een aantal faxberichten uit 2009. Niet is gebleken dat die stukken verband houden met de onderhavige (wrakings)zaak. Overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Nu dit ongemotiveerde wrakingsverzoek is gedaan naar aanleiding van een processuele beslissing van de voorzitter van de wrakingskamer, is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek niet voldoet aan de in artikel 1 van het Wrakingsprotocol Raden van Discipline vermelde eisen en als kennelijk misbruik van recht moet worden aangemerkt. De wrakingskamer zal derhalve, gelet op artikel 2 van het Wrakingsprotocol, dit verzoek niet in behandeling nemen.

Verzoek tot wraking van de met de behandeling van de verzetzaak belaste tuchtrechters
2.2 Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad.
2.3 Verzoeker heeft in zijn e-mails van 7 januari 2021 en 17 januari 2021 zijn gronden voor wraking van genoemde tuchtrechters weergegeven. Deze gronden komen in de kern op het volgende neer.
a) Mr. J.R. Veerman was in eerdere zittingen vijandig tegenover verzoeker;
b) verzoeker is het recht op een zitting ontzegd door de griffie van de raad en/of door de tuchtrechters;
c) de tuchtrechters waren op de hoogte van onrechtmatig handelen van verweerster;
d) mr. C.W.J. Okkerse is lid van de Raad van Commissarissen van de Rabobank in Almere:
e) mr. E.M.G. Pouls is lid van dezelfde letselschadevereniging als verweerster.
2.4 Volgens vaste rechtspraak staat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (vgl. Hof van Discipline 18-05-2015, ECLl:NL:TAHVD:2015:146).
2.5 De wrakingskamer is van oordeel dat de processuele beslissing van de raad en/of de tuchtrechters om de onderhavige verzetzaak af te doen zonder zitting geen gerechtvaardigde grond biedt voor een wraking. Het is niet aan de wrakingskamer om genomen (proces)beslissingen inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste (proces)beslissingen. Aan deze beslissing kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechters schade zou kunnen lijden.
2.6 Mede gelet op het ontbreken van een onderbouwing, leveren ook de overige wrakingsgronden naar het oordeel van de wrakingskamer geen zwaarwegende aanwijzingen op voor het oordeel dat de tuchtrechters vooringenomen zijn jegens verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.
2.7 Gelet op het hiervoor overwogene moet het wrakingsverzoek worden afgewezen.
2.8 Gelet op de stapeling van wrakingsverzoeken en het oneigenlijk gebruikmaken van de mogelijkheid tot wraking, zoals door verzoeker is gedaan met het indienen van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer, is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van het recht op wraking. De wrakingskamer zal daarom op de voet van artikel 47 lid 2 Advocatenwet en artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend verzoek om wraking van verzoeker met betrekking tot de zaak met nummer 19-063/AUMN niet meer in behandeling wordt genomen.

BESLISSING
De wrakingskamer:
- neemt het verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer, mr. M.F.J.N. van Osch, niet in behandeling;
- wijst het verzoek tot wraking van mrs. J.R. Veerman, C.W.J. Okkerse en E.M.G. Pouls af;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker met betrekking tot de zaak met nummer 19-063/AL/MN niet in behandeling zal worden genomen.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. F.E.J. Janzing en W.W. Korteweg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.

griffier                                           voorzitter

Verzonden d.d. 1 april 2021