ECLI:NL:TADRARL:2021:352 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-303/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:352
Datum uitspraak: 26-07-2021
Datum publicatie: 31-03-2022
Zaaknummer(s): 21-303/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder hem onjuist heeft geadviseerd. Dat verweerder niet professioneel en/of onverantwoord heeft gehandeld, heeft klager eveneens onvoldoende onderbouwd. Dat sprake is van excessief declareren, heeft klager eveneens ook onvoldoende onderbouwd.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 juli 2021
in de zaak 21-303/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 31 maart 2021 met kenmerk Z 1088747 HH/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is op 24 januari en 23 oktober 2018 betrokken geweest bij verkeersongevallen, waarbij hij letsel heeft opgelopen. In september 2019 heeft klager zich telefonisch tot verweerder gewend met het verzoek hem verder bij te staan in de letselschadezaak. Tot september 2019 was door de verzekeraar een bedrag van € 6.500,- aan klager bevoorschot.
1.2 Op 14 oktober 2019 heeft verweerder klager thuis bezocht om de zaak te bespreken. Verweerder heeft klager er toen op gewezen dat het gezien zijn medische dossier, zijn medische klachten en de medische voorgeschiedenis lastig is om het bewijs te leveren van het bestaan van de huidige klachten en dat deze klachten een gevolg zijn van de ongevallen.
1.3 Eind november/begin december 2019 heeft er een huisbezoek bij klager plaatsgevonden, waarbij een vertegenwoordiger van de verzekeraar en verweerder aanwezig waren.
1.4 Verweerder heeft vervolgens telefonisch overleg gehad met de verzekeraar om een schikking te beproeven. De verzekeraar heeft toen voorgesteld een slotuitkering van € 3.500,- te betalen, zodat het totaal aan schade begroot werd op € 10.000,-. Op 20 december 2019 heeft verweerder klager geadviseerd het voorstel van de verzekeraar te accepteren.
1.5 Op 7 januari 2020 heeft mr. R, een kantoorgenoot van verweerder, een second opinion aan klager uitgebracht. De second opinion was gelijk aan het advies van verweerder van 20 december 2019.
1.6 Op 14 februari 2020 heeft verweerder de opdracht van klager neergelegd. Op klagers verzoek heeft verweerder klager (een kopie van) de declaratie van € 4.962,- (met urenspecificatie) gestuurd, die door verweerder ter betaling is voorgelegd aan de verzekeraar.
1.7 Op 20 februari 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft klager niet juist geadviseerd.
b) Verweerder heeft niet professioneel en onverantwoord gehandeld.
c) Verweerder heeft excessief gedeclareerd.

3 VERWEER
3.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3 Klager verwijt verweerder dat hij klager niet juist heeft geadviseerd en onverantwoord en niet professioneel  heeft gehandeld. Volgens klager beschikt hij onder andere wel degelijk over het bewijs voor causaal verband en heeft verweerder zich onvoldoende in de zaak verdiept. Verweerder heeft voorts zonder toestemming van klager contact opgenomen met de verzekeraar om te informeren naar de mogelijkheid van een minnelijke regeling.
4.4 Verweerder voert aan dat zijn advies van 20 december 2019 is gebaseerd op alle beschikbare medische informatie, dus ook op ongunstige medische informatie. Die informatie heeft hij afgezet tegen het juridisch kader en op basis daarvan is verweerder tot zijn advies gekomen. Mr. R is tot dezelfde conclusie gekomen. Verweerder voert verder aan dat hij met klager had afgesproken dat hij bij de verzekeraar zou informeren wat de verzekeraar bereid was om te betalen om de zaak af te wikkelen. Daartoe heeft verweerder op 6 december 2019 contact opgenomen met de verzekeraar. Uit de e-mails die verweerder na 6 december 2019 tot aan zijn advies van 20 december 2020 van klager heeft ontvangen, blijkt duidelijk dat hij dit inderdaad met klager heeft afgesproken. Verweerder heeft klager niet onder druk gezet om de zaak af te wikkelen, aldus verweerder.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt. In zijn e-mail van 20 december 2019 (en in deze klachtprocedure) heeft verweerder uitgebreid toegelicht waarom hij klager heeft geadviseerd het voorstel van de verzekeraar te accepteren. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat dit advies onjuist was. Dit geldt temeer nu mr. R tot dezelfde conclusie is gekomen als verweerder. Dat verweerder onverantwoord en/of niet professioneel heeft gehandeld, heeft klager eveneens onvoldoende onderbouwd en dat blijkt ook niet uit het klachtdossier. Het is onvoldoende aannemelijk dat verweerder zonder overleg met klager bij de verzekeraar heeft geïnformeerd naar een minnelijke regeling. Dat verweerder klager onder druk heeft gezet het voorstel van de verzekeraar te accepteren, is niet gebleken.
4.6 Voor zover klager er in deze klachtonderdelen ook over klaagt dat verweerder niets aan het dossier van klager heeft bijgedragen en de zaak van klager heeft vertraagd en verzwakt geldt dat klager ook deze verwijten onvoldoende heeft onderbouwd en dit ook niet blijkt uit het klachtdossier.
4.7 De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond zijn.
Klachtonderdeel c)
4.8 Met betrekking tot klachtonderdeel c) overweegt de voorzitter dat de raad niet bevoegd is declaratiegeschillen te beslechten. De raad waakt echter wel tegen excessief declareren. Dat daarvan sprake is, heeft klager onvoldoende onderbouwd. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021.

Griffier                                                Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. S. el Bouazzati-van Excel 
is deze beslissing ondertekend door
mr.  W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)


Verzonden d.d. 26 juli 2021