ECLI:NL:TADRARL:2021:345 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-972/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:345 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2021 |
Datum publicatie: | 03-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 20-972/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet. De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 oktober
2021
in de zaak 20-972/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 8 maart 2021 op de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 7 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 20/82 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 8 maart 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 21 maart 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 september 2021. Daarbij
waren klager en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
1. Verweerster heeft in haar verweerschrift geschreven: “Anders dan de man, voelde zij niets voor een abortus”. Deze stelling is onjuist en ultiem kwetsend en grievend.
2. In het verweerschrift wordt met de melding van het faillissement van de heer B.
kennelijk beoogd een negatief beeld van hem te schetsen. Niet is vermeld dat het faillissement
niet in stand is gebleven. Ook hier is geen sprake van zorgvuldigheid van de zijde
van verweerster ten aanzien van het aan haar verstrekte feitenmateriaal.
3. Door de onjuiste bewering dat de vriend van moeder en klager gelijktijdig in het
leven kwamen van klagers dochter, wordt beoogd een quasi gelijkwaardig uitgangspunt
te schetsen.
4. De beoordeling door de voorzitter van het door de cliënte van verweerster in het
verweerschrift gestelde, is volstrekt onbegrijpelijk. Zij heeft het immers onder andere
over “terreur”, “ver naar haar toe buigen”, “dreigen”, “kapot krijgen”, “overleg met de
politie”. Op het laatste na is dat allemaal verzonnen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klager heeft ter zitting verklaard dat de kern van zijn klacht ziet op het in
de eerste verzetgrond genoemde onderdeel van verweersters verweerschrift (zie hiervoor
onder 2.1 sub 1). De raad overweegt hierover dat het begrijpelijk is dat klager zich
door deze in stellige bewoordingen geformuleerde passage gekwetst heeft gevoeld. Deze
uitlating is echter niet onnodig grievend. De raad is dan ook van oordeel dat de door
klager aangevoerde verzetgronden niet kunnen slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling
de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten
en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden
kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong, W.W. Korteweg, C.W.J. Okkerse en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 oktober 2021