ECLI:NL:TADRARL:2021:344 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-963/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:344
Datum uitspraak: 20-12-2021
Datum publicatie: 03-03-2022
Zaaknummer(s): 20-963/AL/NN
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet. Verweerster is voormalig deken. De raad verklaart het verzet ongegrond. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 december 2021
in de zaak 20-963/AL/NN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 mei 2021 op de klacht van:

klaagster
over
verweerster
in haar hoedanigheid van toenmalig deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 december 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 3 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN052 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 10 mei 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen.
1.4 Op 4 juni 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 1 november 2021. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerster was daarbij niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 In het verzetschrift heeft klaagster de volgende verzetgronden genoemd.
1. Het heeft er alle schijn van dat de voorzitter de benodigde waarheidsvinding geweld heeft aangedaan door geen hoorzitting te organiseren en geen voltallige raadszitting te organiseren.
2. Het heeft er alle schijn van dat de voorzitter de benodigde waarheidsvinding geweld heeft aangedaan door de oorspronkelijke klacht van de klaagster met het daaraan ten grondslag liggende geheel aan feiten niet als uitgangspunt te nemen.
3. Het heeft er alle schijn van dat de voorzitter de benodigde waarheidsvinding geweld heeft aangedaan door het voorliggende arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden buiten beschouwing te laten.
4. Het heeft er alle schijn van dat de voorzitter de benodigde waarheidsvinding geweld heeft aangedaan door de voorliggende uitspraak van de Raad van Discipline buiten beschouwing te laten.
5. Het heeft er alle schijn van dat de voorzitter de benodigde waarheidsvinding geweld heeft aangedaan door de voorliggende resultaten van het onderzoek van de deken van Noord Nederland buiten beschouwing te laten.
6. Het heeft er alle schijn van dat de voorzitter de benodigde waarheidsvinding geweld heeft aangedaan door als voorzitter in zijn hoedanigheid van belanghebbend advocaat in plaats van in zijn hoedanigheid van onafhankelijk rechter recht heeft gesproken ten einde een mogelijke veroordeling van collega advocaten te voorkomen.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Met betrekking tot de eerste verzetgrond overweegt de raad nog dat als de voorzitter een klacht kennelijk ongegrond acht, zoals in dit geval, het houden van een zitting van de voltallige raad niet aan de orde is. Bij gebreke van enige onderbouwing, behoeven de overige verzetgronden geen verdere bespreking.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, W.W. Korteweg, K.F. Leenhouts, C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2021.
 
Griffier                                                Voorzitter

Verzonden d.d. 20 december 2021