ECLI:NL:TADRARL:2021:343 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-831/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:343 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2021 |
Datum publicatie: | 03-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 20-831/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft een bezwaarschrift te laat ingediend. Vervolgens heeft hij zijn cliënte niet adequaat en op klachtwaardige wijze bijgestaan in de afwikkeling van deze fout. Verweerder heeft met zijn handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen van professionaliteit en zorg die van hem als advocaat verwacht mogen worden. In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat hij zijn fouten (grotendeels) heeft erkend en dat hij zijn excuses heeft aangeboden. Voorts heeft hij ter zitting toegezegd dat hij door klaagster geleden schade zal vergoeden indien de raad de klacht gegrond verklaart. Ten slotte neemt de raad in acht dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Gelet op alle omstandigheden acht de raad de maatregel van waarschuwing passend. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 november
2021
in de zaak 20-831/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. L.
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 april 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020KNN054/1117706
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 september 2021. Daarbij
waren klaagster met haar gemachtigde en verweerder aanwezig. Van de behandeling is
proces verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft op 6 februari 2019 voor haarzelf en haar zoon een aanvraag ingediend
om verlenging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel
"niet-tijdelijke humanitaire gronden" op grond van de Regeling Langdurig Verblijvende
Kinderen.
2.3 Deze aanvraag is bij besluit van 26 juni 2019 afgewezen.
2.4 Op 6 augustus 2019 heeft verweerder namens klaagster een bezwaarschrift ingediend
op nader aan te voeren gronden.
2.5 Op 26 september 2019 heeft verweerder de gronden van het bezwaar ingediend.
2.6 Op 22 november 2019 heeft mr. L. de IND bericht dat zij de zaak van verweerder
had overgenomen. Zij heeft op 23 december 2019 aanvullende gronden van het bezwaar
ingediend.
2.7 Bij beslissing van 18 februari 2020 heeft de IND het bezwaar niet-ontvankelijk
verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft het pro-forma-bezwaarschrift te laat ingediend; de termijn is
overschreden waardoor klaagster niet-ontvankelijk is verklaard.
b) Verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over het feit dat de bezwaartermijn
was overschreden. Het had in de rede gelegen haar hierover meteen te informeren nadat
hij had ontdekt dat deze termijn was overschreden.
c) Verweerder heeft nagelaten klaagster te adviseren of in ieder geval met haar de
mogelijkheid te bespreken om een aanvraag wijziging verblijfsvergunning in te dienen
op grond van voortgezet verblijf (niet-tijdelijk humanitair).
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht het volgende verweer gevoerd. De raad zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4.2 Verweerder heeft de juistheid van klachtonderdeel a) erkend. Toen hij op 6 augustus
2019 zijn fout met betrekking tot de verlopen termijn ontdekte, heeft hij contact
opgenomen met de IND. Die adviseerde hem om het bezwaar alsnog in te dienen. Om klaagster
niet ongerust te maken, heeft hij haar niet geïnformeerd over de termijnoverschrijding.
Hij heeft wel de mogelijkheid van een aanvraag voortgezet verblijf niet-tijdelijk
op humanitaire gronden met klaagster besproken, maar hij heeft die gesprekken/adviezen
niet schriftelijk vastgelegd.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdelen a, b) en c)
5.1 Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij van mening is dat klaagster haar
klacht eerst aan de Geschillencommissie Advocatuur had moeten voorleggen. Voor zover
verweerder hiermee een beroep heeft willen doen op de niet-ontvankelijkheid van de
klacht, dan faalt dit verweer. Het bestaan van deze mogelijkheid voor geschillenbeslechting
staat niet aan een procedure bij de tuchtrechter in de weg, reeds omdat het doel en
de strekking van de tuchtprocedure een andere is dan die van andere vormen van geschillenbeslechting.
Alleen de tuchtrechter kan immers een maatregel opleggen.
5.2 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit
van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de
advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar
hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen
met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
5.3 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische
kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele
standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
5.4 Het staat vast dat verweerder een bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Het
gevolg van deze termijnoverschrijding is dat het bezwaar van klaagster tegen de afwijzing
van haar aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft erkend dat hij
deze (beroeps)fout heeft gemaakt. De raad acht het nalatig dat verweerder deze termijn
voor een voor klaagster belangrijke procedure niet goed in de gaten heeft gehouden.
5.5 In het geval een advocaat een beroepsfout maakt is het van het grootste belang
voor het vertrouwen in zowel de individuele advocaat als de advocatuur in zijn geheel
dat de advocaat een adequate oplossing zoekt voor het regelen van de gevolgen van
die fout. Verweerder had klaagster direct nadat hij wist van de termijnoverschrijding,
daarvan op de hoogte dienen te stellen en haar moeten adviseren over de juridische
mogelijkheden in haar procedure. Dat heeft verweerder nagelaten, althans verweerder
heeft deze adviezen niet schriftelijk vastgelegd. De raad kan daardoor niet vaststellen
of hij klaagster mondeling heeft geadviseerd, zoals verweerder stelt en klager betwist.
Verweerder heeft daarmee niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk
bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.
5.6 Ook met betrekking tot het (niet) indienen van de aanvraag wijziging verblijfsvergunning
op grond van voortgezet verblijf (niet-tijdelijk humanitair), is verweerder tekortgeschoten.
Een advocaat is de deskundige die zijn cliënte bij deze juridische procedure dient
bij te staan. Hij had er voor moeten zorgen dat hij de benodigde documenten van klaagster
kreeg en vervolgens de aanvraag moeten indienen. Verweerder heeft er ten onrechte
op gewezen dat ook andere (niet-juridische) hulpverleners deze aanvraag hadden kunnen
doen.
5.7 Concluderend is de raad van oordeel dat verweerder door de gemaakte beroepsfout
en de wijze waarop verweerder in de afwikkeling van de door hem gemaakte fout heeft
gehandeld, in zijn (verhoogde) zorgplicht is tekortgeschoten en daarmee niet heeft
gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal op grond van het bovenstaande
alle drie de klachtonderdelen gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft een bezwaarschrift te laat ingediend. Vervolgens heeft hij zijn
cliënte niet adequaat en op klachtwaardige wijze bijgestaan in de afwikkeling van
deze fout. Verweerder heeft met zijn handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen
van professionaliteit en zorg die van hem als advocaat verwacht mogen worden.
6.2 In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat hij zijn fouten
(grotendeels) heeft erkend en dat hij zijn excuses heeft aangeboden. Voorts heeft
hij ter zitting toegezegd dat hij door klaagster geleden schade zal vergoeden indien
de raad de klacht gegrond verklaart. Ten slotte neemt de raad in acht dat verweerder
niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld.
6.3 Gelet op alle omstandigheden acht de raad de maatregel van waarschuwing passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar
vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 20-831/AL/NN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H.J. Voors, H.Q.N. Renon en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 22 november 2021