ECLI:NL:TADRARL:2021:340 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-368/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:340
Datum uitspraak: 19-07-2021
Datum publicatie: 24-02-2022
Zaaknummer(s): 21-368/AL/NN
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2021
in de zaak 21-368/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 23 april 2021 met kenmerk 2020 KNN087 / 1197035, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster heeft klaagster vanaf 2009 bijgestaan in een letselschadezaak. Het dossier is in 2013 gesloten.
1.2 Op verzoek van klaagster heeft mevrouw H verweerster bij e-mail van 13 september 2016 om opheldering gevraagd over de bedragen die door de verzekeraar van de wederpartij op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerster zijn overgemaakt en vervolgens aan klaagster zouden zijn doorbetaald. Bij brief van 26 september 2016 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat het dossier uit het archief zal worden gehaald en dat zij binnen een aantal weken zal antwoorden op de e mail van 13 september 2016.
1.3 Op 30 mei 2017 heeft klaagster verweerster een rappel gestuurd.
1.4 Bij brief van 4 september 2018 heeft mr. Van D in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster klaagster bericht. In zijn brief heeft mr. Van D verwezen naar de ‘no cure no pay’-overeenkomst die klaagster op 13 oktober 2008 met LetselCash B.V. heeft gesloten en heeft hij een overzicht gegeven van de zes van de verzekeraar van de wederpartij ontvangen betalingen en van de zes doorbetalingen aan klaagster. Bij zijn brief heeft mr. Van D bijgevoegd een kopie van de zes door klaagster ondertekende bijzondere machtigingen in het kader van de doorbetalingen.
1.5 Bij e-mail van 16 januari 2019 heeft klaagster mr. Van D meegedeeld dat zij hem al meerdere keren heeft gevraagd om verweerster te verzoeken de bankafschriften dan wel bewijsstukken van de overboekingen aan klaagster toe te zenden. Bij e-mail van 17 januari 2019 heeft mr. Van D klaagster gevraagd om welke betalingen het precies gaat. Klaagster heeft hierop bij e-mail van dezelfde dag geantwoord dat het gaat om alle overboekingen.
1.6 Bij e-mail van 1 februari 2019 heeft klaagster mr. Van D meegedeeld dat zij een incassobureau gaat inschakelen. Mr. Van D heeft hierop bij brief van 11 februari 2019 gereageerd.
1.7 Bij e-mail van 21 maart 2019 heeft klaagster mr. Van D meegedeeld dat zij verweerster nog een keer in de gelegenheid stelt om de bewijsstukken van de doorbetaling aan klaagster toe te zenden. Bij e-mail van 27 maart 2019 heeft mr. Van D klaagster nogmaals gevraagd om concreet aan te geven welke van de in zijn brief van 4 september 2018 genoemde betalingen zij niet heeft ontvangen. Klaagster heeft hierop niet gereageerd.
1.8 Verweerster is op 2 januari 2020 op eigen verzoek van het tableau geschrapt.
1.9 Op 12 juni 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft niet alle bedragen die van de verzekeraar van de wederpartij op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerster zijn ontvangen aan klaagster doorbetaald.
b) Verweerster is ondanks herhaald verzoek van klaagster weigerachtig om door middel van een kopie van de bankafschriften of anderszins bewijs aan te leveren van de doorbetalingen die het kantoor van verweerster stelt aan klaagster te hebben gedaan.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagster kan worden ontvangen in dit klachtonderdeel. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen.
4.2 Uit de brief van mr. Van D van 4 september 2018 volgt dat de laatste betaling door de verzekeraar van de wederpartij op 26 mei 2011 was: een bedrag van € 7.500,-. Er is vervolgens op 28 juni 2011, na ondertekening van een bijzondere machtiging door klaagster op 24 juni 2011, een bedrag van € 6.161,25 op de bankrekening van klaagster overgemaakt. Bij e-mail van 13 september 2016 heeft mevrouw H namens klaagster om opheldering gevraagd over de bedragen die door de verzekeraar van de wederpartij op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerster zijn overgemaakt en vervolgens aan klaagster zouden zijn doorbetaald. Door vervolgens pas op 12 juni 2020 een klacht in te dienen, heeft klaagster de termijn van artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet overschreden. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is niet-ontvankelijk.
Klachtonderdeel b)
4.3 Uit het klachtdossier volgt dat klaagster verweerster, althans mr. Van D, op 16 januari, 17 januari en 21 maart 2019 heeft verzocht om de bankafschriften/bewijsstukken van de doorbetalingen van de door de verzekeraar van de wederpartij betaalde bedragen aan klaagster. Het ligt op de weg van klaagster om concreet aan te geven welke doorbetalingen zij niet heeft ontvangen. Mr. Van D heeft klaagster daar ook meerdere keren om gevraagd. Nu klaagster dit – tot op heden – niet heeft gedaan, valt het verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de bankafschriften/bewijsstukken van de doorbetalingen, in zoverre al sprake is van andere doorbetalingen dan die hiervoor onder zijn 1.4 genoemd,  niet aan klaagster heeft verstrekt. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet ontvankelijk;
- klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.

Griffier                                               Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. S. el Bouazzati-van Excel
is deze beslissing ondertekend door
mr. W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)

Verzonden d.d. 19 juli 202