ECLI:NL:TADRARL:2021:330 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-055/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:330
Datum uitspraak: 06-12-2021
Datum publicatie: 18-02-2022
Zaaknummer(s): 21-055/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder dat hij hem geen opdrachtbevestiging heeft gezonden waarin onder meer het afgesproken uurtarief is vastgelegd. Verweerder stelt dat hij wel een opdrachtbevestiging heeft gestuurd en wel naar hetzelfde emailadres als de rest van de correspondentie die klager blijkbaar wel heeft ontvangen. Omdat het verwijt van klager niet komt vast te staan is dit klachtonderdeel volgens de raad ongegrond. Ook verwijt klager verweerder dat hij te weinig tijd aan de zaak heeft besteed. Verweerder heeft klager naar het oordeel van de raad voldoende duidelijk gemaakt dat hij vanwege een verhuizing enige tijd minder aandacht aan de zaak kon besteden. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager gestaakt toen bleek dat hij geen vertrouwen in verweerder meer had. Dat is naar het oordeel van de raad correct. De klacht is daarom in zijn geheel ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 6 december 2021
in de zaak 21-055/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 april 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 19 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1141891 HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 oktober 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennis genomen van de brief van verweerder van 29 september 2021 met producties 1 tot en met 3.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 21 januari 2020 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in een geschil met de leverancier over een door klager bij die leverancier aangeschafte pelletkachel.
2.3 Bij e-mail van 30 januari 2020 heeft verweerder klager geadviseerd om eerst zelf te reageren op de sommatiebrief van de leverancier en een advies te vragen van een deskundige. In februari 2020 heeft verweerder klager gevraagd om - in verband met een kantoorverhuizing - in maart 2020 weer contact op te nemen.
2.4 Bij e-mailbericht van 18 maart 2020 heeft verweerder aan klager een opdrachtbevestiging gestuurd. Op 2 april 2020 heeft een bespreking plaats gevonden en op 3 april 2020 heeft verweerder telefonisch een conceptbrief met klager besproken. Op 5 april 2020 heeft klager correcties op die brief aan verweerder gemaild. Vervolgens heeft verweerder het concept aangepast en op 7 april 2020 aan klager toegezonden. Daarop heeft klager diezelfde dag opnieuw correcties aan verweerder toegezonden. Verweerder heeft op 8 april 2020 gereageerd met de mededeling dat hij op korte termijn op de zaak zal terugkomen. Nog diezelfde dag heeft klager bij verweerder zijn beklag gedaan over het feit dat de conceptbrief nog niet verstuurd is. Hij schrijft:

“als u niet veel tijd/geen tijd hebt voor mijn zaak, zeg het dan, ik ben bereid om naar een andere advocaat over te stappen.”

2.5 Op 8 april 2020 heeft verweerder een e-mail aan klager gestuurd waarin hij schrijft:

“…….Mijn werkwijze is anders dan u wenst c.q. verwacht. Bovendien ben ik niet op afroep beschikbaar. Daarom is het beter om u nu nog de gelegenheid te geven een andere advocaat in te schakelen, die beter bij uw wensen aansluit. Ik zal morgen mijn eindnota laten opstellen.”

2.6 Bij e-mail van 9 april 2020 heeft verweerder een (gematigde) nota aan klager gezonden voor een totaalbedrag van € 484,00, vergezeld van een urenspecificatie die uitkomt op 4,15 uur. Omdat klager de nota te hoog vond en weigerde te betalen, heeft verweerder op 28 april 2020 een declaratie aan klager gezonden voor een bedrag van € 771,38.
2.7 In mei 2020 heeft verweerder het geschil met klager aan de Geschillencommissie Advocatuur voorgelegd. Deze heeft verweerder in het gelijk gesteld met dien verstande dat hem een bedrag van omstreeks  € 500,00 is toegekend.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) aan klager een onjuiste declaratie te zenden. Afgesproken was een uurtarief van € 125,00 incl. BTW. Verweerder heeft een uurtarief van € 150,00 excl. BTW berekend. Verweerder heeft geen schriftelijke opdrachtbevestiging gestuurd althans klager heeft die niet ontvangen. Er is geen getekende opdrachtbevestiging. Verweerder is al vanaf begin februari 2020 bezig een conceptbrief aan de leverancier te sturen. De brief is nog steeds niet af en niet verstuurd.
b) door te weinig tijd aan de zaak van klager te besteden. Om die reden wenst klager verweerder niet te betalen. Ook heeft verweerder de conceptbrieven telkens moeten corrigeren.
c) zich zonder aantoonbare reden als zijn advocaat aan de zaak te onttrekken. In de e-mail van 8 april 2020 staat geen aantoonbare reden.
d) geen opdrachtbevestiging aan klager te sturen. Er is geen getekende opdrachtbevestiging. Verweerder moet bewijs leveren van het feit dat hij een opdrachtbevestiging heeft verzonden.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 De declaratie is eerder te laag dan te hoog. Verweerder verwijst naar zijn urenspecificatie. Klager heeft zelfs het aanbod voor een gematigde declaratie geweigerd. Daarom moet hij de normale declaratie voldoen
Klachtonderdeel b)
4.3 Verweerder vindt het merkwaardig dat klager hem enerzijds verwijt te weinig tijd aan zijn zaak besteed te hebben terwijl hij anderzijds de uren en tijdsbesteding te hoog vindt. Verweerder meent dat de tijdsbesteding gezien de werkzaamheden niet bovenmatig is.
Klachtonderdeel c) 
4.4 De advocaat is naar de mening van verweerder dominus litis. Hij luistert naar de cliënt maar bepaalt zelf de inhoud van de brief. Zodra een cliënt denkt dat hij via de dreiging van het overstappen naar een andere advocaat de zaak te kunnen beïnvloeden, is de tijd rijp om de werkzaamheden te beëindigen wegens een gebrek aan vertrouwen.
Klachtonderdeel d)
4.5 Verweerder heeft de opdrachtbevestiging vergezeld van een begeleidend schrijven per e-mail op 18 maart 2020 aan klager verzonden.

5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
5.2 Verder geldt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen.
Klachtonderdeel a) en d)
5.3 Deze klachtonderdelen die gaan over de opdrachtbevestiging lenen zich voor een gemeenschappelijke behandeling. In het dossier bevindt zich een e-mailbericht van 18 maart 2020 waarmee een opdrachtbevestiging is gezonden aan klager met als e mailadres hetzelfde e-mailadres als in de rest van de correspondentie tussen klager en verweerder is gebruikt. De raad acht het aannemelijk dat verweerder wel degelijk een opdrachtbevestiging aan klager heeft gestuurd gezien het gebruikte e-mailadres. Klager moet die net zoals de andere berichten van verweerder hebben ontvangen. Klager heeft gesteld dat er geen getekende opdrachtbevestiging is. In de opdrachtbevestiging wordt niet gevraagd om een exemplaar te tekenen en te retourneren. Het staat daarmee dus niet vast dat klager geen opdrachtbevestiging heeft ontvangen. Daarbij tekent de raad aan dat klager pas nadat verweerder een nota aan klager heeft gezonden, aangevoerd heeft dat hij geen opdrachtbevestiging heeft ontvangen. In de opdrachtbevestiging is een uurtarief vastgelegd van € 150,- exclusief btw. Klager stelt dat een tarief van € 125,- inclusief btw is overeengekomen maar kan dat niet aantonen.  De raad beoordeelt beide onderdelen van de klacht als ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.4 Aanvankelijk heeft verweerder klager in februari 2020 geadviseerd hoe hij de zaak zelf kon aanpakken. Later heeft hij duidelijk aan klager aangegeven dat hij wegens een verhuizing pas in maart tijd zou hebben om aan zijn zaak te besteden. Vervolgens heeft er op 2 april 2020 een bespreking plaats gevonden over de conceptbrief aan de wederpartij. Na enige correspondentie over deze brief heeft klager op 8 april 2020 gemeld dat hij overweegt een andere advocaat in te schakelen waarna verweerder zijn werkzaamheden heeft beëindigd. Uit deze gang van zaken blijkt naar het oordeel van de raad niet dat verweerder te weinig tijd aan de zaak heeft besteed. Dit klachtonderdeel is ongegrond. 
Klachtonderdeel c)   
5.5 Uit de inhoud van het e-mailbericht van verweerder aan klager van 8 april 2020 zoals genoemd onder punt 2.5 blijkt dat verweerder wel degelijk aan klager heeft aangegeven waarom hij zijn werkzaamheden beëindigt. Het staat een advocaat vrij om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Dit was klaarblijkelijk in deze zaak het geval. Dit onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.
            
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021.

Griffier                                        Voorzitter

Verzonden d.d. 6 december 2021