ECLI:NL:TADRARL:2021:328 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-369/AL/NN/W
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:328 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-06-2021 |
Datum publicatie: | 18-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-369/AL/NN/W |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking |
Beslissingen: | Wraking |
Inhoudsindicatie: | De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen. |
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 28 juni 2021
in de zaak 21-369/AL/NN/W
naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechter van
de raad, ingediend door
verzoeker
tegen
verweerder
de voorzitter van de raad van de zitting van 23 april 2021, mr. O.P. van Tricht,
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de raad is een klacht van verzoeker aanhangig, bekend onder zaaknummer 19-754/AL/NN.
1.2 Bij voorzittersbeslissing van 16 maart 2020 is de klacht van verzoeker kennelijk
ongegrond verklaard.
1.3 Verzoeker heeft bij brief van 31 maart 2020 verzet tegen deze beslissing ingesteld.
1.4 Bij e-mail van 8 maart 2021 heeft verzoeker verzocht om de zitting online te laten
plaatsvinden.
1.5 Bij e-mail van 19 maart 2021 heeft de griffier aan verzoeker medegedeeld dat een
digitale zitting niet mogelijk is, maar dat het wel mogelijk is om de zitting via
een telefonische conferentie verbinding bij te wonen. In die brief wordt aan verzoeker
verzocht om binnen twee weken aan de griffie door te geven of hij daarmee instemt.
1.6 Bij e-mail van 19 maart 2021 geeft verzoeker aan dat hij graag van de mogelijkheid
om telefonisch aan de zitting deel te nemen, gebruik wil maken.
1.7 Het verzet is ter zitting van 23 april 2021 behandeld. Verweerder was de voorzitter
van de raad. Verzoeker heeft de zitting bijgewoond via een telefonische conferentie
verbinding.
1.8 Bij e-mail van 26 april 2021 heeft verzoeker verzocht om wraking van verweerder.
1.9 Bij e-mailbericht aan de griffier van 4 juni 2021 heeft verweerder laten weten
niet in de wraking te berusten en heeft hij een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek
gegeven.
2 BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij
elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten
of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel
47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van
de raad.
2.2 Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift zijn gronden voor wraking van genoemde
tuchtrechter weergegeven. Deze gronden komen in de kern op het volgende neer.
a) Tijdens het voordragen van zijn pleitnota werd verzoeker na de eerste alinea onderbroken
door verweerder.
b) Op de zitting merkte de wederpartij op dat verzoeker eerder een telefoongesprek
zou hebben opgenomen en suggereerde de wederpartij dat verzoeker de zitting wellicht
zou opnemen. Daarop werd door verweerder aan verzoeker gevraagd of hij de zitting
opnam. Op het moment dat verzoeker antwoordde dat hij geen telefoongesprek met zijn
wederpartij had opgenomen en wilde antwoorden dat hij ook de zitting niet opnam, werd
hij op een vervelende manier onderbroken door verweerder en werd hem gevraagd of hij
antwoord wilde geven op zijn vraag. Verzoeker heeft geen telefoongesprek opgenomen
met de wederpartij en hij heeft de zitting niet opgenomen. De opstelling van verweerder
getuigt van partijdigheid.
2.3 Volgens vaste rechtspraak staat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken
van onpartijdigheid van de rechter voorop, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling
moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden
voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens de
verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande
bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (vgl. Hof van Discipline 18-05-2015,
ECLI:NL:TAHVD:2015:146).
2.4 De wrakingskamer stelt voorop dat de voorzitter de orde op de zitting bepaalt.
Van de zitting van 23 april 2021 is een proces-verbaal gemaakt. De wrakingskamer ziet
geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van dat proces-verbaal. Bij de beoordeling
zal daarom worden uitgegaan van de inhoud van dat proces-verbaal. Uit het proces-verbaal
blijkt dat verweerder verzoeker heeft onderbroken, heeft aangegeven dat verzoeker
niets hoeft te herhalen en hem gewezen op de vraag die dient te worden beantwoord
in de verzetprocedure. Ook heeft verweerder naar aanleiding van een suggestie van
de wederpartij aan verzoeker gevraagd of hij de zitting opneemt. Deze wijze waarop
de voorzitter de zitting heeft geleid, is geen uitzonderlijke omstandigheid die een
zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat er sprake is van (de schijn
van) vooringenomenheid aan de zijde van verweerder. Ook overigens is van zulke omstandigheden
niet gebleken.
2.5 Gelet op het hiervoor overwogene is het verzoek kennelijk ongegrond. De wrakingskamer
zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek
zonder behandeling ter zitting afwijzen.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.F.J.N van Osch, voorzitter, en mrs. F.E.J. Janzing en W.W. Korteweg leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 28 juni 2021