ECLI:NL:TADRARL:2021:325 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-939/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:325 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2021 |
Datum publicatie: | 07-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 20-939/AL/OV |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij niet transparant is geweest over voor wie hij de belangen behartigde. De raad ziet omstandigheden op grond waarvan klaagster de indruk kan hebben gekregen dat verweerder ook de advocaat van haar was. Verweerder heeft zijn rekening ook naar klaagster gestuurd. Voorts heeft hij - zonder dat zijn eigen cliënt daarbij aanwezig was - op zijn kantoor overleg gevoerd met klaagster, waarbij haar wensen zijn besproken en waarbij er is gekeken of partijen er onderling konden uitkomen. Ten slotte heeft verweerder nooit een brief aan klaagster gestuurd waarin hij zijn rol duidelijk heeft omschreven, hetgeen wel van hem verwacht mocht worden. Klacht gegrond. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 november
2021
in de zaak 20-939/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 mei 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 november 2020 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 september 2021. Daarbij
was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster en haar ex-partner, de heer T., hebben een echtscheidingsprocedure
gevoerd.
2.3 Verweerder heeft vanaf augustus 2019 T. in die procedure bijgestaan. Verweerder
is een vriend van T.
2.4 Op 7 september 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en
T. in aanwezigheid van familieleden.
2.5 Op 30 september 2019 hebben klaagster en verweerder telefonisch contact gehad
en een afspraak gemaakt.
2.6 Op 10 oktober 2019 hebben klaagster en verweerder een bespreking op het kantoor
van verweerder gehad. T. was daar niet bij aanwezig.
2.7 Verweerder heeft een ouderschapsplan en een echtscheidingsconvenant opgesteld,
door partijen ondertekend op 19 november 2019, en heeft uiteindelijk op 20 november
2019 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding namens T. ingediend bij de rechtbank.
2.8 Op 12 december 2019 is de echtscheiding uitgesproken en op 23 december 2019
is deze ingeschreven bij de burgerlijke stand van de gemeente Zwolle.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet transparant
is geweest over voor wie hij de belangen behartigde.
4 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Klaagster
was op de hoogte van het feit dat hij als advocaat optrad voor T. en niet voor klaagster.
Dit heeft hij tegen klaagster gezegd en dat bleek ook uit de correspondentie en het
verzoekschrift.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat
over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet.
De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven
van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van
de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.
5.2 Gedragsregel 9 bepaalt dat een advocaat ervoor zorg dient te te dragen dat
geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie
optreedt.
5.3 Verweerder heeft verklaard dat hij alleen T. en niet ook klaagster als advocaat
heeft bijgestaan en een aantal omstandigheden genoemd op grond waarvan klaagster dat
moet hebben geweten. De raad ziet echter ook omstandigheden op grond waarvan klaagster
de indruk kan hebben gekregen dat verweerder ook de advocaat van haar was. Verweerder
heeft zijn rekening ook naar klaagster gestuurd. Voorts heeft hij - zonder dat zijn
eigen cliënt daarbij aanwezig was - op zijn kantoor overleg gevoerd met klaagster,
waarbij haar wensen zijn besproken en waarbij er is gekeken of partijen er onderling
konden uitkomen. Verweerder heeft gesteld dat hij in dit gesprek aan klaagster heeft
verteld dat hij alleen advocaat van T. is. Verweerder heeft dit echter niet schriftelijk
vastgelegd. De raad kan daardoor - mede gelet op de betwisting van klaagster - niet
vaststellen of verweerder dit inderdaad heeft gezegd. Ten slotte heeft verweerder
nooit een brief aan klaagster gestuurd waarin hij zijn rol duidelijk heeft omschreven,
hetgeen wel van hem verwacht mocht worden.
5.4 De raad is gelet op de in 5.3 genoemde omstandigheden van oordeel dat verweerder
onvoldoende duidelijk tegenover klaagster is geweest over de hoedanigheid waarin hij
is opgetreden. Dat handelen en nalaten van verweerder is in strijd met artikel 46
Advocatenwet, zoals uitgewerkt in Gedragsregel 9. De klacht zal daarom gegrond worden
verklaard.
6 MAATREGEL
Verweerder heeft er in onvoldoende mate zorg voor gedragen dat er geen misverstand
kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij heeft opgetreden. Zoals hierboven is overwogen,
heeft verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. In het voordeel van
verweerder houdt de raad er rekening mee dat niet is gebleken dat hij in de zaak van
klaagster in haar nadeel heeft gehandeld. Voorts wordt er rekening mee gehouden dat
aan verweerder niet eerder een maatregel is opgelegd. Gelet op alle omstandigheden
acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar
vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 20-939/AL/OV.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H.J. Voors, H.Q.N. Renon en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden 22 november 2021