ECLI:NL:TADRARL:2021:324 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-1024/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:324
Datum uitspraak: 14-06-2021
Datum publicatie: 07-02-2022
Zaaknummer(s): 20-1024/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2021
in de zaak 20-1024/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 24 december 2020 met kenmerk 1088295, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.  Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de brieven van klager van 11 januari 2021 en 20 januari 2021, de brief met bijlagen van verweerster van 3 februari 2021, de brief van klager van 9 maart 2021 en de brief van verweerster van 31 maart 2021.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft zich medio 2019 tot verweerster gewend voor bijstand in een arbeidsgeschil.
1.2 Verweerster heeft medio december 2019 een conceptdagvaarding opgesteld. Op 10 december 2019 is er tussen klager en verweerster sms-contact over de conceptdagvaarding. Verweerster heeft klager het volgende geschreven:

“Goedemorgen [D.], concept dagvaarding is gisteren naar jou gemaild. Indien je het terugstuurt met op- of aanmerkingen of belt om opmerkingen te bespreken kunnen we hem deze week laten beteken bij uvw. Langskomen is ook prima. Dan maken we een afspraak. Niet gemaild maar per post gestuurd.”

Hierop heeft klager als gereageerd:

“Het is akkoord. (…) Een afspraak inplannen met jou acht ik niet nodig.”

1.3 Op 19 december 2019 is de dagvaarding per e-mail verzonden naar de deurwaarder ter betekening. De e-mail is dezelfde dag doorgestuurd naar klager.
1.4 Op 23 december 2019 heeft klager heeft volgende aan verweerster ge-sms’t:

“Goedemorgen mevrouw [verweerster], bedankt voor de bevestiging inzake de afgifte van de dagvaarding vanuit het deurwaarderskantoor. Gelieve nu alleen nog contact opnemen indien de definitieve datum van de rechtszitting bekend is.”

1.5 Op diezelfde datum hebben klager en verweerster sms-contact over de zaak.
1.6 Op 24 december 2019 is de nota van de deurwaarder door verweerster doorgestuurd naar klager.
1.7 Op 20 januari 2020 kreeg klager het bericht van zijn provider dat zijn e-mailaccount is gehackt en heeft dit bericht per sms aan verweerster doorgestuurd.
1.8 Per brief van 21 januari 2020 heeft verweerster klager een afschrift van de dagvaarding en nota’s toegestuurd.
1.9 Op 23 januari 2020 heeft klager verweerster het volgende sms-bericht gestuurd:

“Goedemorgen [verweerster], ik heb uw praktijk vandaag 4x gebeld, echter tevergeefs vandaar mijn sms. (…).”

Verweerster heeft daarop als volgt gereageerd:

“Beste [klager], ik zit niet op kantoor. Heb zitting bij de rechtbank Den Haag. (…)”

1.10 Per brief van 27 januari 2020 heeft verweerster aan klager laten weten dat de communicatie niet prettig verloopt. Verder heeft zij in die brief het volgende geschreven:

“Het is mijns inziens noodzakelijk dat ik verweer voer tegen het verzoekschrift en dat we daar eerdaags een afspraak voor inplannen. Ik ken immers een goede juridische strategie om het UWV klem te zetten met hun verzoekschrift en te voorkomen dat deze zaak inhoudelijk behandeld wordt, nu er al een dagvaarding ligt en het in jouw belang is dat ik dat verweerschrift opstel en jouw belangen behartig. (…) Dus ik verneem graag a.s. donderdag of ik jouw belangen kan blijven behartigen en de samenwerking kan continueren en jou dus ook kan bijstaan in de verzoekschriftprocedure.”

1.11 Op 31 januari 2020 heeft klager verweerster een brief geschreven waarin hij een opmerking maakt over een factuur en voorschotten.
1.12 Per brief van 3 februari 2020 heeft verweerster de conclusie van antwoord naar klager gestuurd en heeft daarbij het volgende geschreven:

“Nu de zitting op 24 februari a.s. is ingepland en ik 10 dagen daarvoor – dus uiterlijk 13 februari a.s. – een verweerschrift moet indienen, zal ik daar deze week mee starten. Ik plan graag een afspraak met je in om beide zaken te bespreken, zodat ik ruim op tijd een verweerschrift kan opstellen en indienen.”

1.13 Op 3 februari 2020 heeft klager verweerster een brief gestuurd waarin hij opmerkt dat de communicatie onprettig verloopt en verweerster vraagt een machtiging en een verweerschrift in te dienen bij de rechtbank.
1.14 Op 4 februari 2020 heeft verweerster klager een brief gestuurd, waarin zij het volgende schrijft:

“Ik geef je hierbij een laatste termijn om mij uiterlijk voor a.s. vrijdag 7 februari a.s. te berichten of je mijn aanpak en strategie opvolgt, een afspraak maakt bij ons op kantoor op de eerder door mij voorgestelde data en instemt dat ik een verweerschrift opstel en een pleitnota ten behoeve van de zitting op 24 februari a.s. Indien je daar niet mee instemt, voel ik mij op grond van de gedragsregels genoodzaakt mij terug te trekken, zal ik jouw belangen niet langer behartigen en de rechtbank daarover informeren. Dat houdt in dat de rechtbank jou rechtstreeks informeert van de stand van zaken, totdat je een nieuwe advocaat hebt. Wellicht kan het advocatenkantoor waar je eerder bent geweest deze zaken overnemen.”

1.15 Per brief van 4 februari 2020 heeft verweerster onder verwijzing naar haar hierboven genoemde brief van 4 februari 2020 en in reactie op de brief van klager van 3 februari 2020 onder meer het volgende geschreven:

“Het staat mij derhalve niet langer vrij jouw belangen te blijven behartigen. Er is mijns inziens een onoverbrugbaar verschil van inzicht ontstaan, waardoor ik op grond van de gedragsregels genoodzaakt bent mij terug te trekken. Ik kan niet meer optimaal jouw belangen behartigen, omdat er een breuk is ontstaan in de vertrouwensrelatie. (…) Ik zal vandaag de advocaat en de rechtbank informeren dat ik jouw belangen niet langer behartig in beide procedures. Dit houdt in dat ik je adviseer op korte termijn op zoek te gaan naar een andere advocaat die de zitting op 24 februari a.s. kan voeren en desgewenst het verweerschrift kan indienen.”

1.16 Op 17 februari 2020 heeft klager een brief van de rechtbank Midden-Nederland gekregen waarin staat vermeld dat de zitting op 24 februari 2020 doorgaat.
1.17 Op 19 februari 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
a) de verzending van e-mailberichten aan klager in rekening te brengen terwijl klager reeds had aangegeven dat zijn e-mailaccount sinds 7 november 2019 gehackt was;
b) samen te zweren met het UWV, zijnde de wederpartij van klager, door op 23 januari 2020 een bespreking te voeren op haar kantoor met een delegatie vanuit de werkgever van klager;
c) in haar brief aan klager van 4 februari 2020 te dreigen de vordering ter incasso over te dragen aan een deurwaarder;
d) excessief te declareren;
e) onvoldoende transparant en onzorgvuldig te werk gaan door zonder overleg passages in de dagvaarding te wijzigen en zonder overleg zaken met de wederpartij af te stemmen;
f) zich vlak voor een belangrijke zitting te onttrekken;
g) feiten te poneren waarvan zij wist dat deze niet juist waren, zoals o.a. de mededeling dat zij vanwege een zitting bij de rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 niet in de gelegenheid was te reageren.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Het was verweerster niet eerder dan op 20 januari 2020 bekend dat het e-mailadres van klager gehackt was. Op het moment van het verzenden van de door klager genoemde e mails, was haar dit dus nog niet bekend.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Er heeft geen samenzwering met de wederpartij plaatsgevonden. Verweerster had die dag een zitting in rechtbank Den Haag. Hoe klager de conclusie heeft getrokken dat zij samen zou spannen met de wederpartij, is verweerster volstrekt onduidelijk.
Ad klachtonderdeel d)
3.4 Er is geen sprake van een excessieve declaratie. Er zijn twee procedures gevoerd waarin veel werk heeft gezeten . De gewerkte uren zijn transparant en gespecificeerd.
Ad klachtonderdeel e)
3.5 Verweerster heeft wekelijks en zelfs dagelijks met klager telefonisch gesproken en is juist zorgvuldig te werk is gegaan. Meerdere concepten zijn hem toegezonden. Omdat klager verzocht geen mails te sturen, moest het concept per post en dat maakte de samenwerking lastig. Aan klager is een concept dagvaarding verzonden, waarna klager met een medewerker van verweerster sprak en telefonisch bevestigde akkoord te gaan met de inhoud van het concept, terwijl verweerster de dagvaarding nog wilde finetunen. Klager gaf hierop meermaals aan dat het stuk de deur uit kon, terwijl het juist in zijn belang was om hem scherper na het eerste concept te formuleren. Omdat klager het tweede concept niet hoefde te zien en het wel vertrouwde is de dagvaarding betekend, waarna diezelfde dag een exemplaar per post aan klager is toegezonden. Nimmer heeft klager te kennen gegeven het niet eens te zijn met de inhoud van de dagvaarding. Hij gaf juist aan heel tevreden te zijn over de inhoud van het stuk.
Ad klachtonderdeel f)
3.6 Verweerster heeft zich drie weken voor de zitting onttrokken, omdat zij niet anders kon. Dat is niet haar eerste keuze geweest, zij stond juist volledig achter de gekozen strategie en zitting. Zodra een cliënt haar verzoekt geen schriftelijk verweer te voeren of pleitnota op te stellen, terwijl zij dat juist noodzakelijk vindt, ontstaat er een vertrouwensbreuk. Verweerster kon niet anders dan zich onttrekken, heeft klager meermaals aangeboden langs te komen op kantoor om e.e.a. te bespreken en verzocht in te stemmen dat zij wel een verweer zou schrijven, maar zij mocht niets meer doen. Daarnaast had klager nog drie weken de tijd om een andere advocaat te zoeken.
3.7 Verweerster had op 23 januari 2020 een kortgedingzitting. Verweerster ziet geen reden waarom zij daarover zou liegen.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter hanteert hierbij als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Klager verwijt verweerster dat zij de verzending van e-mailberichten in rekening heeft gebracht, terwijl klager had aangegeven dat zijn e-mailaccount was gehackt. De voorzitter stelt vast dat klager op 20 januari 2020 per sms-bericht aan verweerster heeft laten weten dat zijn e-mailaccount is gehackt. Na die datum heeft verweerster klager geen e-mails meer gestuurd. Gesteld noch gebleken is dat verweerster al vóór 20 januari 2020 wist dat klagers e-mailaccount was gehackt. De voorzitter is daarom van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk heeft gehandeld door de tijd die zij heeft besteed aan de vóór die datum verstuurde e-mailberichten bij klager in rekening te brengen. Dit klachtonderdeel zal kennelijk ongegrond worden verklaard.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerster dat zij heeft samengespannen met de wederpartij. Klager denkt dat omdat hem uit een ‘track-on-trace GPS-locatie-onderzoek’ is gebleken dat verweerster zich niet op de rechtbank bevond, maar op dezelfde locatie als een delegatie van de werkgever van klager. De voorzitter is van oordeel dat nu klager dit enkel heeft gesteld en verweerster deze stelling gemotiveerd heeft betwist, de juistheid van deze stelling van klager en daarmee de gegrondheid van de klacht niet is komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zal verklaren.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 Klager verwijt verweerster dat zij in haar brief aan klager heeft gedreigd om de vordering ter incasso over te dragen aan een deurwaarder. Nu klager dit klachtonderdeel niet heeft onderbouwd, valt niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. De voorzitter zal daarom dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.
Ad klachtonderdeel d)
4.5 Klager verwijt verweerster dat zij excessief heeft gedeclareerd. De voorzitter overweegt dat feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de aan klager in rekening gebrachte tijd buitensporig zou zijn, zijn gesteld noch gebleken, terwijl verweerster dit klachtonderdeel gemotiveerd heeft getwist. Van excessief declareren door verweerster is de voorzitter daarom niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel zal kennelijk ongegrond worden verklaard. 
Ad klachtonderdeel e)
4.6 De voorzitter is van oordeel dat op grond van de vastgestelde feiten niet is gebleken dat verweerster zonder overleg passages in de dagvaarding heeft gewijzigd. Aan klager is een conceptdagvaarding verzonden, waarna klager met een medewerker van verweerster heeft gesproken en telefonisch heeft bevestigd dat hij akkoord was met de inhoud van het concept. Klager gaf hierop meermaals aan dat het stuk de deur uit kon. Omdat klager het tweede concept niet hoefde te zien, is de dagvaarding betekend, waarna diezelfde dag een exemplaar per post aan klager is toegezonden. Nimmer heeft klager te kennen gegeven het niet eens te zijn met de inhoud van de dagvaarding. De voorzitter is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster zonder overleg zaken met de wederpartij heeft afgestemd. Klager heeft  verwezen naar het onder klachtonderdeel b) genoemde overleg dat zou hebben plaatsgevonden. Zoals reeds is overwogen, is niet gebleken dat dat overleg heeft plaatsgevonden. Gelet op het bovenstaande zal dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.
Ad klachtonderdeel f)
4.7 De voorzitter is van oordeel dat verweerster door zich als advocaat van klager te onttrekken niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Uit de dossierstukken blijkt dat verweerster haar werkzaamheden voor klager heeft beëindigd nadat er een vertrouwensbreuk was ontstaan omdat klager zich niet kon vinden in de door verweerster gevolgde strategie. Onder deze omstandigheden heeft verweerster zich gelet op gedragsregel 14 lid 2 terecht teruggetrokken. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster daarbij onzorgvuldig heeft gehandeld en ook niet dat klager hierdoor schade heeft geleden. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel g)
4.8 Verweerster heeft aan klager laten weten dat zij niet in de gelegenheid was om op zijn berichten te reageren omdat zij een zitting had. Klager stelt dat die mededeling van verweerster onjuist was. De voorzitter is van oordeel dat - mede gelet op de gemotiveerde betwisting van dit verwijt door verweerster - niet is komen vast te staan dat deze mededeling onjuist was. Ook dit klachtonderdeel zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2021.

Griffier                                        Voorzitter

Verzonden d.d. 14 juni 2021