ECLI:NL:TADRARL:2021:318 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-784/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:318 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2021 |
Datum publicatie: | 02-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-784/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De deken heeft dekenaal toezicht uitgevoerd bij een advocaat, ook de advocaat van klagers. Als gevolg van de geheimhoudingsplicht die verweerder bij het dekenaal toezicht heeft op grond van artikel 45a lid 2 van de Advocatenwet, kan de voorzitter niet vaststellen of en in hoeverre klagers een eigen rechtstreeks belang hebben bij de door hun ingediende klacht tegen verweerder. Daarvoor moet immers worden onderzocht wat verweerder als deken met de advocaat heeft besproken, welk onderzoek door de aan verweerder opgelegde geheimhoudingsplicht niet mogelijk is. Klagers worden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 november 2021
in de zaak 21-784/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
vertegenwoordigd door klager
klager
tezamen ook: klagers
over
verweerder
mr. H., in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 28 september 2021 met kenmerk Z 1320804/HH/SD, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de in de dekenbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Mr. H heeft ruim vijftien jaar de belangen van klagers behartigd.
1.2 Op 27 november 2020 heeft een (vervolg)kantoorbezoek bij mr. H plaatsgevonden.
Verweerder was daarbij aanwezig.
1.3 Op 1 december 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager, mr. H en
een voormalig advocaat, mr. N. Daarin is het gesprek aan de orde gekomen dat verweerder
op 27 november 2020 met verweerder heeft gehad in het kader van het kantoorbezoek
aan mr. H.
1.4 Per e-mails van 8, 10 en 15 december 2020 hebben klagers mr. H verzocht om hen
te laten weten of hij als hun advocaat zou blijven optreden.
1.5 Op 15 december 2020 heeft mr. H aan klagers laten weten dat hij zich uit hun zaken
onttrekt.
1.6 In de beslissing van 14 januari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
het Hof van Discipline de klacht van klagers van 22 december 2020 voor onderzoek verwezen
naar de deken. Op 14 januari 2021 is deze beslissing door de griffie van het hof aan
de deken gestuurd voor nader onderzoek.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) op 27 november 2020 in een gesprek met mr. H hem onder druk te zetten om met alle
zaken/dossiers van klagers te stoppen, waarmee verweerder de belangen van klagers
en hun recht op vrije advocaatkeuze heeft geschonden;
b) inhoudelijke en vertrouwelijke informatie over de zaken/dossiers van klagers, verkregen
van hun advocaat mr. H onder het mom van de toezichthoudende taken van de deken, te
delen met het Openbaar Ministerie;
c) klagers uit te maken voor potentiële criminelen en hen te beschuldigen van witwas-/
Wwft praktijken om vervolgens mr. H bescherming aan te bieden als hij bedreigd zou
worden door klagers en/of mr. N;
d) mr. H te dreigen om hem ‘uit de lucht te halen’ met een spoedschorsing indien mr.
H als hij als advocaat van klagers zou blijven werken in hun zaken/dossiers, als gevolg
waarvan mr. H zich ten nadele van klagers heeft onttrokken als hun advocaat;
e) op 27 november 2020 het gesprek met mr. H te voeren onder het mom van een regulier
kantoorbezoek van de deken, maar feitelijk met een andere intentie dat gesprek in
te zijn gegaan om informatie te verkrijgen over de zaken/dossiers van klagers.
3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klachtonderdelen:
4.1 Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat klagers niet-ontvankelijk
moeten worden verklaard in hun klacht omdat zij niet rechtstreeks in hun belang zijn
getroffen. In het kader van het kantoorbezoek door verweerder in zijn hoedanigheid
van deken zijn aan mr. H adviezen en aanwijzingen gegeven. Het is aan mr. H om te
bepalen hoe daarmee om te gaan. Klagers of derden staan daarbuiten. Over het door
hem als deken uitgevoerde kantoorbezoek bij mr. H op 27 november 2020 kan hij bovendien
geen mededelingen doen en dus geen verweer voeren, omdat hetgeen tijdens dat kantoorbezoek
is besproken op grond van artikel 45a lid 2 Advocatenwet vertrouwelijk is.
4.2 Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te
dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door
het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of
kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure
is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel
46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis
van de raad te brengen.
4.3 Vast staat dat verweerder dekenaal toezicht heeft uitgevoerd bij advocaat mr.
H, ook de advocaat van klagers. Als gevolg van de geheimhoudingsplicht die verweerder
bij het dekenaal toezicht heeft op grond van artikel 45a lid 2 van de Advocatenwet,
kan de voorzitter niet vaststellen of en in hoeverre klagers een eigen rechtstreeks
belang hebben bij de door hun ingediende klacht tegen verweerder. Daarvoor moet immers
worden onderzocht wat verweerder als deken met de advocaat mr. H heeft besproken,
welk onderzoek door de aan verweerder opgelegde geheimhoudingsplicht niet mogelijk
is. Naar het oordeel van de voorzitter dienen klagers dan ook kennelijk niet-ontvankelijk
te worden verklaard in hun klacht.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel
46j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 29 november 2021